334
Mijnheer,
De wercken gaen voort voor Aire. Eenich volck is daerin gecomen ende werdt de stadt gedefendeert met negen bastioenen, zeven halve maenen. 't Schijnt evenwel dat den vijant geene hoope en heeft, hoewel Lamboi2 ende eenige andere trouppes uit Duitschlant hem te hulpe komen van de stadt te ontzetten, ende daerom Vins zoect te fortificeren om nae 't verlies van Aire te zijn in plaetse van Aire, tot weering van den inloop der Fransoisen in Nederlant.
Het desseing van den marescal de Chastillon3 om nevens den hertogh van Lorraine ende monsieur du Hallier4 Thionville ofte eenige andere plaetse aen te tasten, zal apparentelijck gebroocken werden door de vrese die men heeft van Sedan, alwaer den grave van Soissons alle zijne oude dienaers, dien hij tot contentement van den coning van zich hadde laeten gaen, weder ontboden heeft ende den hertogh van Guise, zoo wij hooren, met Anne, princesse van Mantua,5 is getrouwt, naedat hij te Bruissel wel was ontfangen. Den hertogh van Bouillon, marescal gemaect van 't rijck ende bekomen hebbende, zoo men ons hier zegt, de confiscatie van graef Heindrick van den Bergen,6 is noch te Namen, doet daer lichtinge alsoock in 't lant van Luyck ende Colen, hebbende onlancx ontfangen zevenhondert ende vijftichduizent gulden ende den coninck van Spaignië hebbende belast aen den cardinael-infant, zooals blijckt uit onderschepte brieven, dat men alle gelt dat in Nederlant is te vinden, bijeen zal zoecken om die princen te paard te helpen ende alzoo te betaelen het goed dat aen de Catelans ende Portugezen is geschiet. Men zeght eenige van de Duitsche bevelhebbers des conings zijde quiterende haer aen de zijde der princen begeven.
Van Catelagne hebben wij niet, naedat de Fransoisen Constantine7 hebben bekomen. Het schijnt den coning van Spaegnië Catalagne voor een tijd ten beste geeft om Portugael op het lijf te vallen, voor welck rijck alhier werdt gevreest, omdat men merckt uit alle haere voorslagen dat zij geen geld en hebben ende overzulcx qualijck uitheemsche lichtingen zullen konnen doen ende bij haerzelve geen luiden en hebben in den crijch ervaren, oock de eenicheit niet zoo groot en is als eerst wierd gemeent. Doch Vrancrijck ende Hollant connen veel doen om dat stuck t'haeren voordeel staende te houden.
Den vorst van Beyeren8 werdt gehouden wel eenigh met den keizer, doch zieck met peryckel van leven.
In 't landt van Roussillon, daer grooten honger was, zijn ter zee vivres ingebracht, waerover den prins van Condé, die vrij wat groots meende uit te rechten, hem zeer beklaegt over den eertsbisschop van Bourdeaux.9
De Fransche lichtingen uit Switzerlant trecken fil à fil nae 't hertogdom van Bourgogne. Den gouverneur van Philipsburg10 heeft eenige schepen van Straesburg aengehouden op hoope dat hij daerdoor die stadt zal perssen tot contributiën volgens de besluiten van Regenspurg.
Te Constantinoplen moet nae de laeste advysen nu al gearriveert zijn den ambassadeur van Persiën11 medebrengende de vaststelling van de paix ende groote presenten. Den bassa van
335
Selistriën12 gaet te lande ende den generael van de schepen ende galeyen ter zee tegen Alsack, den Moscovyten, zooals den Tartarschen cham13 adviseerde, hebbende vijfendetwintichduizent man bijeen om die stadt te beschermen. Den vorst van Sevenbergen14 hadde de verzeeckering van de successie in het vorstendom voor zijnen zoon niet konnen bekomen, maer alleen goede woorden dat het den zoon wel doende aen faveur niet en zoude ontbreecken.Van de doot van den grave van Stafford,15 zijne woorden, 's conincx voorbidden voor hem, continuatie van het parlement zal ick niet schrijven, alzoo de tijdingen in Hollant verscher konnen komen. Alleen zal ick zeggen dat ick verstae dat den graef van Licester16 viceroy ofte, zoo zij daer spreecken, deputé zal zijn in Yrlant. God geve dat het sijne Exc. beter magh bekomen dan den voorgaanden.
Den 8 Iunii 1641.
Die binnen Aire gekomen zijn over de marassen, zijn bij de tweehondert, 't heele garnisoen ontrent duizent tweehondert. Den hertogh van Bouillon is in 't velt met sesduizent man. Den marquis de Sourdis17 in attentie van den marescal de Chastillon let op hem ende meent eenige forten te maecken om de coursen van 't volck van die princen te beletten. Erlach18 is van Villinguen afgekeert met wat schade. Lamboi, zoo men ons zegt, heeft achtduizent man; bij hem zijn Gonzaga19 met drieduizent, Gil de Haes20 met tweeduizent man.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 8 Iunii 1641.