eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7073. 1644 oktober 1. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    In hoc temporis articulo, quo totus orbis christianus iudicaturus est qui serio pacem, qui bellum velint, multum opto, ut quicquid in procuratoriis instrumentis controversiam pati potest,2 quamprimum tollatur veniaturque ad ipsa rerum capita abscissis moris,3 et ut Suedia in ea re suae aequitatis exemplo Gallis praeeat.4 Cum eae sint quas intelligo domini marescalli Torstensonii copiae, maxime equestres, non culpo Gallassium, quod

    17

    virium certamen facere non vult;5 et libens intelligo bona praesidia relicta ad oram maritimam,6 quasdam etiam obsidiones a Danis nostrorum metu derelictas.7 Quibus si aliqua accedat bona mari fortuna, poterit sperari aut cita pax in septentrione, aut Batavorum et Ansiaticorum cum Suedis ad tuendam commerciorum libertatem consociatio.8 Qui ex caesarianis Westfaliae praesidiis contrahitur miles, is credo aut marescallo Torstensonio aut domino Coningsmarckio se obiicere vult,9 nisi ab Hassis retineatur, quorum conatus semper, hoc vero tempore maxime, adiuvandi sunt,10 quam ad rem et hic annitar;11 item ut iudicia in Palatinatu reddantur nomine electoris.12

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiam vestram servet in rebus bonis,

    Excellentiae vestrae semper eius merito serviturus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, XXI Septembris/I Octobris 1644.

    18

    Cardinalis Mazarinus non sine periculo aegrotat.13

    Adres: Illustrissimo excellentissimoque domino/domino Johanni Oxenstiernae, reginae regnique Suedici senatori et summa cum potestate legato, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

    Notes



    1 - Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7046 (dl. XV). Gedrukt in Meerman, Epist. (BG no. 1222), p. 207. De tekst is ook bekend van copieën aanwezig te Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Sup. ep. Uffenbachii et Wolfiorum, 42, 147 en 4o 38, 61; te Kopenhagen, KB, coll. Thott, 504, 2o, p. 306; en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 24, 101.
    2 - In Munster had de uitwisseling der volmachten reeds in april 1644 plaatsgevonden. Bij nadere bestudering ontdekten de keizerlijke en Spaanse gevolmachtigden ernstige gebreken in de Franse volmacht van 20 september 1643. Op hun verzoek brachten de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini de noodzaak van een ‘emendatio’ op 17 juli onder de aandacht van de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien; zie nos. 6994, 7015 en 7016 (dl. XV), en Acta pacis Westphalicae; Diarium Chigi I, p. 223-224.
    3 - Op 10 september hadden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane een schrijven van de keizerlijke resident Georg von Plettenberg ontvangen waarin mededeling werd gedaan dat koning Christiaan IV van Denemarken zijn bezwaren tegen een uitwisseling van de volmachten op een neutrale plaats in Osnabrück had opgegeven. De volgende dag, 1/11 september, toonden de secretarissen Johann Münch (namens de keizerlijke delegatie) en Mattias Mylonius Biörenklou (namens de Zweedse delegatie) ten huize van Raban Heistermann (Heystermann), deken van Sint Jan te Osnabrück en kanunnik te Lübeck, de volmachten en gaven elkander toestemming om afschriften van de originelen te maken (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 627-628).
    4 - Aanvankelijk beantwoordden de Franse gevolmachtigden de verzoeken om een ‘emendatio’ (supra, n. 2) met een weigering. Zij herzagen hun mening na ontvangst van hoopvol nieuws uit Osnabrück: ‘Nous voyons desjà que les Impériaux ont beaucoup diminué de leur fierté. Ilz ont faict depuis quelques jours à Osnaburg la communication des pouvoirs qu'ilz avoient refusée depuis six mois ...’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 509-513).
    5 - Het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson was in de tweede helft van augustus dwars door de linies van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, getrokken. Tijdens hun mars van Rendsburg naar Bad Oldesloe passeerden de Zweden enkele keizerlijke wachtposten. De vijand liet zich echter niet tot een strijd uitdagen. Ongehinderd kon het Zweedse leger doorstoten naar Ratzeburg. Kort daarop verplaatsten de keizerlijken hun kwartieren naar het zuidelijker gelegen Mölln. Hoewel deze plaats een goed uitgangspunt bood om het legerkamp van Lennart Torstensson te bestoken, lieten zij opnieuw verstek gaan. Opgejaagd door Zweedse ruiters weken zij over de schipbrug te Lauenburg aan de Elbe naar veiliger kwartieren uit; zie nos. 7035, 7042 en 7044 (dl. XV).
    6 - Generaal-majoor Axel Lillie (1603-1662), bevelhebber van de Zweedse troepen in Pommeren, zou op de bevoorrading letten van de regimenten die veldmaarschalk Lennart Torstensson in het hertogdom Holstein had achtergelaten (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 326).
    7 - Landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege, bijgestaan door de ruiterij van de Zweedse kolonel Helmut Wrangel, had een aanslag van Deense garnizoenssoldaten op de plaatsen Pinneberg en Breitenburg kunnen verijdelen; vgl. nos. 7054 en 7056 (dl. XV), en Gazette 1644, no. 121, dd. 1 oktober 1644.
    8 - Tot nu toe hadden de Staten-Generaal en de Hanzesteden het eigenbelang laten prevaleren.
    9 - Begin september hield men nog rekening met een actie van Alexander (1599-1675), graaf van Velen en Megen, bevelhebber van het keizerlijk-Westfaalse leger, tegen enkele versterkte posities van de Zweedse bevelhebbers Lennart Torstensson en Hans Christoph, graaf van Königsmarck, in Westfalen en het aartsbisdom Bremen (no. 7034 (dl. XV), en Westfälische Lebensbilder VI, p. 1-13). Later bleek dat de graaf het plan had opgevat om met 2000 man en 2 kanonnen naar Koblenz te trekken (no. 7067 (dl. XV)).
    10 - Zolang er geen regeling was getroffen in het conflict over de 11 Staatse compagnieën die Frederik Hendrik in juni 1644 ter beschikking had gesteld van graaf Ulrich II van Oostfriesland, moest de Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein († eind oktober 1644 te Aurich), waakzaam blijven in Oostfriesland (nos. 6920 en 6922 (dl. XV), en L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 254-257). Alleen zijn soldaten uit de garnizoenen aan de Nederrijn kon hij mobiliseren voor de strijd tegen de keizerlijke en Zwabische-Beierse legers aan de Main (no. 7070, n. 42).
    11 - Grotius schaarde zich achter de protesten van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel tegen de Staatse militaire steun aan graaf Ulrich II van Oostfriesland. In juli 1644 had hij de regering in Parijs reeds gewezen op het belang van een sterke Hessische aanwezigheid in Oostfriesland (no. 6963 (dl. XV)).
    12 - De Franse staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, liet in een schrijven aan de gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien merken dat hij kennis had genomen van Grotius' pleidooi tot erkenning van de rechten van prins Karl Ludwig van de Palts: ‘Le Prince Palatin, ayant sceu comme tout son pays à la réserve de Frankendal [Frankenthal] et d'Oppenein [Oppenheim] estoit dans la subjection de cette Couronne, a envoyé demander qu'il y restablist ses officiers et que la justice y fust administrée en son nom’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 529).
    13 - Kardinaal Jules Mazarin leed aan telkens terugkerende koortsaanvallen (Briefw. C. Huygens IV. p. 85).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]