eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7174. 1644 december 3. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Hier is alles in den voorgaenden stant, mijnheer den cardinael gelogeert in het Palais Roial tot zijn gezondtheit ende verzeeckerheit.2 Den graef van Harcourt schijnt niet te zullen vertrecken voor de voorzomer.3 De coninginne van Engellant is wat beter te passe, maer vordert weinigh in haere sollicitatie, hoewel zij den heer cardinael heeft bezocht.4

    La Motte in Lotteringe is zoo los omcingelt5 dat die van het guarnisoen coursen doen tot voor Dijon ende Chastillon in Bourgogne.6 Hertogh Carel was bij Coblentz,7 de generael Geis Cassel gepasseert, zonder dat men noch wist werwaert hij zijn cours nam.8

    191

    Hazfeld was Frankellant gepasseert.9 Den marescal de Turenne becomen uit zijn ziecte10 was met eenige regimenten bij Mentz om te letten wat de Beyerschen, die de rechterzijde van de Mein opgingen, zouden voornemen.11 De Fransoisen hadden gebreck van vivres, 'tgunt zij voordesen bijeengeraept hadden zijnde verdaen; bezetten met sentinelle den cant van de Rijn. De keizersche die tot Francfort zijn, zeggen dat den keizer heeft gezonden aen Galas tachtichduizent zacken coren, vijftichduizent ducaten.12 Den hertogh van Beieren heeft gezonden de zijne nae Lintz tot den keizer;13 geeft uit dat hij tevrede is af te staen 'tgunt hij in den Pals bezit14 mids dat den keizer hem wedergeve de landen aen de Entz15 ende dat hij 't churfurstendom behoude16 als eertijds geweest zijnde in zijne familie.17 De raiden zoo te Spier als te Wenen clagen over gebreck van onderhout. Men geeft uit dat den keizer van Lintz sal gaen nae Ausburg.18

    Te Francfort wierd gezegt dat de keiserschen in de t'zamenspraeck met de gedeputeer-

    192

    den van den prins Rakoczy19 begeerde[n] dat denzelve prins zoude zijn volck weghtrecken ende in corten tijd afdancken, de plaetzen wedergeven, zich met de zaecke van Hongeren niet moien ende de alliantiën tegen den keizer gemaect afgaen. Zoo de keizerschen daerbij blijven is de zaecke verre buiten apparentie van accord. Wat den prins Rakoczy uit Constantinople heeft te verwachten twijffele ick, alzoo ick verstae dat daer groote onlusten zijn ontstaen bij de Janizzaires en de Spahis,20 omdat zij geen present en hadden gehadt op de eerste reize van den Grooten Heer, pretenderende zulcx niet schuldigh te zijn dan op de eerste crijgstocht. Om welcke oorzaecke en de mescontentementen, gerezen tegen den cogea, dat is den precepteur van den Grooten Heer, die nu is cadilesque van Romelie,21 denzelve Grooten Heer was weder in haest wedergecomen nae Constantinople van Adrianople, alwaer hij was gegaen in intentie van te straffen den vaiude van Moldavie, die zich aen een Poolsch huwelijck hadde verknocht, alsoock den vaiude van Walachie,22 beide welcke desseings den gezeide Grooten Heer onverricht heeft moeten laeten.

    Den grave van Harcourt schijnt te wachten nae grooter preparaten ende nae Catelagne niet te zullen gaen voor het voorjaer.23 Mijnheer den prins ondertuschen gaet nae zijn gouvernement van Bourgogne24 om daer gelt te vinden, waervan hier groot gebreck is. Evenwel moet het gevonden zijn om tegen het toecomende jaer wacker oorlogh te voeren in Vlaenderen ende Duitschlant, ende defensyf in Italië ende Catelagne. Den paus heeft cardinalen gemaect zijne neef Camillo ende den broeder van den hertogh van Toscane,25

    193

    ende schijnt te zullen cardinalen maecken den prins Casimir van Polen26 ende den broeder van den hertogh van Parme.27

    Den coning van Engellant heeft Donnington ontzet,28 belegert Taunton in Sommersetshire.29 Is in persoon te Oxfort, zijn volck meest bij Monsbourou ende Wantage.30 De parlamentarissen hebben becomen Knaresbouru in Jorckshire ende Selmeslei;31 vermeerderen de wachten aen de zee32 ende verswaeren de conditiën van de vrede,33 zoodat niemant die redelijck is oordeelt dat den coninck die can aennemen.34 Hier werdt vremd gediscoureert van een declaratie die den churfurst Palsgraef heeft uitgegeven te Londen.35 Ick heb die noch niet gezien.

    3 Decembris 1644.

     

    Hier zijn goede ordonnantië[n] gemaect tegen het misbruick van gout ende zilver aen cantten ende clederen ende andere overdaet.36 Wij verstaen mede dat de staten van Brabant, Vlaendere, Henegouwe ende Artois zijn vergadert geweest te Bruissel zonder iet van

    194

    importantie uit te rechten.37 Dat de Beyerschen schijnen haere winterquartieren te zullen nemen aen de Necker ende in de Ringauw,38 de Fransoisen aen de cant van de Rijn aen deze zijde, ende dat deze op het casteel van Creutznach niet meer effect en doen,39 omdat den hertogh van Zimmeren, aen wie de plaetze toecomt,40 arbeidt om dezelve te stellen in neutraliteit. Dat de vloot van Provence zich laet zien bij Calabre, Sicille, Sardaigne ende Corse,41 dat de Spaensche trouppes in Italië haer houdende in 't Novarees, Lomellin, Vigevano ende bij Alexandrië,42 de Fransche lopende tot bij Nizza ende de Langues,43 malcander aenzien elck met intentie om de laetste te zijn in 't vertrecken nae de winterquartieren. Dat den paus in faveur van de Republique van Venetië heeft herstelt de schilderie,44 die den paus Urbanus had wechgenomen, van de victorie bij die republique eertijds becomen ter zee in faveur van den paus tegen den keizer Frideric Barbarossa. Dat de Castillanen een desseing gehadt hebben op Tercera door hulp van de Engelschen, maer dat het-

    195

    zelve niet en is geluckt.45 Dat Hazfeld is in Thuringue.46 Men voegt hierbij, daer ick aen twijffel, dat zevenduizent Turcken zijn ingevallen in Stiermarck.47

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 3 Decemb. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39h. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7173.
    2 - Kardinaal Jules Mazarin vond de dagelijkse gang van het Palais-Cardinal (tegenw. rue de Richelieu no. 58) naar het Palais-Royal te bezwaarlijk. Op 21 november nam hij officieel bezit van een appartement in het koninklijke paleis (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 223, p. 226-227 en p. 229).
    3 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, zou in Catalonië de waardigheden en taken overnemen van de in ongenade gevallen Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld.
    4 - Vgl. nos. 7171 en 7173. Koningin Henriëtte Maria van Engeland zocht in Frankrijk steun voor de zaak van haar echtgenoot (CSP Ven. 1643-1647, p. 158-159).
    5 - De hervatting van de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (no. 7163). De lichtingen van de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, volgden de aanwijzigingen van maarschalk François de l'Hospital (1583-1660), graaf van Rosnay, sieur du Hallier (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 233 (5 december): ‘L'on me dit que le siége de la Motte estoit résolu et que les troupes marchoient sous le commandement du maréchal de l'Hospital’).
    6 - De Gazette 1644, nos. 143 en 145, dd. 26 november en 3 december 1644, schonk aandacht aan de strooptochten van de Lotharingers. De ruiters waren vooral actief op de wegen naar Joinville en Toul, mogelijk ook op de route van Châtillon-sur-Seine naar Dijon in het hertogdom Bourgondië.
    7 - Hertog Karel IV van Lotharingen en de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, bereikten geen overeenstemming over een gemeenschappelijke actie; vgl. Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644: ‘Le Duc Charles et le Général Gléen avoyent tesmoigné leur dessein estre de passer le Rhin à Coblens, pour prendre leur quartier d'hyver dans le Westerwalt: mais n'ayans pû s'accorder, ils sont demeurez sur la Moselle’.
    8 - De Hessische generaal-majoor Johann Geyso zocht over Kassel en Göttingen verbinding met het leger van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson aan de Saale. Hij had slechts 1000 musketiers en 1500 ruiters onder zijn bevelen staan (Doc. Boh. VII, p. 152 no. 442; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 402, en Gazette 1644, no. 149, dd. 17 december 1644).
    9 - De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen trokken over Coburg (aankomst op 19 november) en Bamberg naar Zwickau. Het was de bedoeling dat zij de weg langs de Elbe vrijmaakten voor de terugkeer van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, naar de Habsburgse landen (Gazette 1644, nos. 144, 146 en 149, dd. 3, 10 en 17 december 1644).
    10 - De Franse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had in Spiers het bed moeten houden. Zijn herstel van ‘un peu de colique’ verliep voorspoedig (Lettres de Turenne, p. 407-408). Op de 11de november verscheen hij gezond en wel in Mainz (Mémoires du maréchal de Turenne II, p. 336-337).
    11 - De infanterie van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hield stand aan de ‘Bergstrasse’ (Ladenburg, Heidelberg en Weinheim, ten zuiden van Darmstadt).
    12 - De keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, wachtte de komst van de Habsburgse konvooien (supra, n. 9) niet af. Op 19/20 november verliet hij het front aan de Saale en week naar Maagdenburg uit (Doc. Boh. VII, p. 148 no. 431, p. 155-157 nos. 452-456 en p. 157-158 nos. 459 en 461).
    13 - Hertog Maximiliaan I van Beieren belastte zijn raadsheer dr. Johann Mändl (1588-1666) met de missie naar het keizerlijke hof te Linz (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 81-83 en p. 107-108).
    14 - Het Beierse voorstel trok de aandacht van de Fransen en de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini. Vriend en vijand twijfelden aan de oprechtheid van de intenties van hertog Maximiliaan; vgl. de brief van de keizerlijke gevolmachtigde Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, aan rijksraad Maximilian, graaf van Trauttmansdorff, Munster, dd. 15 juli 1645: ‘Es ließen die herren mediatores im discurs so mit underlauffen, die Churbayrischen mögten etwan ihr absehen haben, das an statt der Pfaltz sie das landt ob der Ens widerbekommen und bey der churdignitet verbleiben mögten, und daß Franckreich auch waß contento gegeben werden möchte, ob nun wohl dießes, wie vorgedacht, bloße discursus ohne fundament, so hab idoch eine notturfft erachtet, Ewer Excellenz in hohen vertrewen dießen bericht zu thun’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 387-390).
    15 - Vgl. nos. 6198, 6209 en 6270 (dl. XIV). Het betreft hier het reeds in de dertiende eeuw omstreden gebied ‘das Land ob der Enns’ (ten zuidoosten van Linz). De keizer had dit land in het jaar 1620 in pand gegeven aan de hertog van Beieren, maar hij trok deze concessie in 1628 weer in; zie M. Spindler en D. Albrecht in Handbuch der bayerischen Geschichte II, p. 40, p. 90 en p. 380-383, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 218.
    16 - De hertog van Beieren had in 1623 de keurvorstelijke waardigheid overgenomen van de verdreven ‘Winterkoning’ Frederik V van de Palts.
    17 - Het huis Wittelsbach. Op grond van het in 1329 te Pavia gesloten verdrag over de verdeling van de Beierse en Paltsische landen mochten de kinderen van Rudolf (1274-1319), oudste zoon van Lodewijk II (1229-1294), hertog van Beieren en paltsgraaf aan de Rijn, rechten laten gelden op de Palts (H. Angermeier in Handbuch der bayerischen Geschichte II, p. 141-181).
    18 - De keizerlijke commissarissen graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein en dr. Johann Christoph Metzger overstemden met gunstige berichten uit Linz de jammerklachten van de afgevaardigden van de keurvorsten en de Duitse standen op de Frankforter ‘Deputationstag’.
    19 - Oorspronkelijk had de keizer de 14de september 1644 aangewezen als aanvangsdatum van de onderhandelingen met de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (no. 7094, n. 23). Eind oktober kwamen de afgevaardigden voor het eerst bijeen in Trnava (Tyrnau) (Österreichische Staatsverträge. Fürstentum Siebenbürgen, p. 720-723, en Doc. Boh. VII, p. 153 no. 445 en p. 156 no. 454). De Zevenburgers weigerden de keizerlijke vredesvoorwaarden te aanvaarden (Gazette 1644, no. 144, dd. 3 december 1644, en Gazette 1645, no. 8, ‘extraordinaire du XVIII janvier 1645: Les propositions faites à Tournaw entre l'Empereur et le Prince Ragotski pour la paix de Hongrie’).
    20 - De Janitsaren en de ‘Spahis’ (Sipahi, janitsaren te paard) zochten op luidruchtige wijze een verklaring voor de onverwachte terugkeer van sultan Ibrahim uit Edirne (Adrianopolis) (Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644). De rust keerde terug nadat de Sultan op aanwijzing van zijn grootvizier Sultan-zâde Mohammed de ergste oproerkraaiers had laten terechtstellen (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 53-55).
    21 - Hoessein ‘Djindji-Khodja’ (magiër en leermeester van de Sultan) genoot het vertrouwen van de Sultane-moeder Kösem (Mâh-Peiker Sultan). Hij maakte als ‘kadiasker’ (krijgsraad) van Anatolië (bij Grotius abusievelijk: Roemelië) misbruik van zijn positie aan het hof; zie nos. 7008 en 7027 (dl. XV); Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 35-37 en p. 49-50, en The Encyclopaedia of Islam; new edition III, p. 623.
    22 - Vasile Lupu, vorst (woiwode) van Moldavië, 1634-1653, en Matei Basarab, vorst van Walachije, 1632-1654 (Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas I, p. 144-145, en IV, p. 389-390). De vorst van Moldavië begeerde een verbintenis van zijn dochter Maria (1625-1660) met de Litouwse kamerheer Janusz Radziwiłł (1612-1655) (PSB XXX, p. 208-215 en p. 399-402). In december 1644 gaf koning Wladislas IV zijn zegen aan het trouwplan. Het huwelijk werd op 5 februari 1645 in de kerk van Iasi voltrokken (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 194).
    23 - De graaf van Harcourt (supra, n. 3) wachtte op de inwilliging van de voorwaarden die hij aan zijn vertrek naar Catalonië had verbonden (no. 7117, n. 26 en n. 65).
    24 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, gouverneur van het hertogdom Bourgondië, had op 22 november de opdracht ontvangen om de inwoners van Spaans Bourgondië (Franche-Comté) te winnen voor de voortzetting van hun neutraliteit (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 510 en p. 516-517). Hij vertrok in de derde week van december naar zijn gouvernement; zie nos. 7200 en 7201.
    25 - Paus Innocentius X verleende op 14 november het kardinalaat aan zijn neef Camillo Pamfili en aan de ‘general de la mar’ Giovanni (Gian) Carlo de' Medici. De verheffing van Domenico Cecchini en Francesco Maria Farnese hield de paus nog in petto (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 140; Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 27-28).
    26 - Jan Kazimierz (1609-1672), halfbroer van koning Wladislas IV van Polen, was op 23 september 1643 in de bedevaartplaats Loreto toegetreden tot de orde der jezuïeten. Hij werd op 28 mei 1646 tot kardinaal verheven (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 29). Twee jaar later deed hij afstand van zijn waardigheid en besteeg als koning Jan II de Poolse troon.
    27 - Francesco Maria Farnese (1619-1647), broer van Odoardo, hertog van Parma (DBI XLV, p. 90-91).
    28 - De koninklijken hadden op 27 oktober/6 november 1644 negen kanonnen moeten achterlaten op de weg van Newbury naar Donnington Castle. Op 10/20 november keerde koning Karel I naar het slagveld terug. De troepen van het Parlement hielden zich echter schuil (CSP Dom. 1644-1645, p. 110, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154).
    29 - Taunton in Somerset. Het Parlement gaf sir William Waller opdracht om het garnizoen bij te staan (CSP Dom. 1644-1645, p. 83, p. 102 en p. 114-115).
    30 - De koning besloot de winter door te brengen in Oxford. Zijn soldaten betrokken kwartieren in de omgeving van Marlborough, Wanborough (nabij Swindon) en Wantage (CSP Dom. 1644-1645, p. 118, p. 130 en p. 142).
    31 - Ferdinando Fairfax (1584-1648), de parlementsgezinde gouverneur van York, stootte op felle tegenstand van de koninklijke garnizoenssoldaten in Knaresborough en Pontefract (ten noorden en ten zuiden van Tadcaster) (DNB XVIII, p. 132-133, en CSP Dom. 1644-1645, p. 172). Zijn zoon Thomas (1612-1671) had de belegering van Helmsley Castle (ten westen van Scarborough) in augustus ingezet (CSP Dom. 1644, p. 447, en DNB XVIII, p. 141-149).
    32 - De blokkade van de koningsgezinde havenstad Scarborough. Het Parlement streefde naar een onbelemmerde toegang tot de kolenhavens in het bisdom Durham (Sunderland) (CSP Dom. 1644-1645, p. 94).
    33 - De ‘commissioners for peace’ ontvingen op 17/27 november een koninklijke vrijgeleide voor hun reis naar Oxford.
    34 - Koning Karel I nam ‘The humble desires and propositions for a safe and well-grounded peace, agreed upon by the mutual advice and consent of the Parliaments of both Kingdoms, united by Solemn League and Covenant, to be presented to his majesty’ op 24 november/4 december in ontvangst (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 307-309, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154-155 en p. 157-160).
    35 - De Fransen namen aanstoot aan de ‘Motives and reasons’ van de reis van prins Karl Ludwig van de Palts naar Londen (CSP Ven. 1643-1647, p. 148, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 557). In november verbraken zij de onderhandelingen met de Paltsische agent (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen over de toekomst van de Palts (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 583, p. 592 en p. 614).
    36 - Het besluit van de ‘Conseil d'Etat’, dd. 22 november 1644, werd op 12 december gepubliceerd: ‘Déclaration ... portant nouveau règlement sur le fait, tant des passemens, estoffes et broderies d'or et d'argent, et dorures sur les carosses, chaires, gallèches, etc.’ (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644; Catalogue général des livres imprimés de la Bibliothèque Nationale, Actes Royaux II, kol. 724, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 232).
    37 - De Staten van Artesië, Henegouwen, Vlaanderen en Brabant zochten naar middelen om de voortzetting van de oorlog tegen Frankrijk en de Republiek te financieren (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644).
    38 - De Zwabisch-Beiersen waren op zoek naar geschikte winterkwartieren (de strooptochten in de Rheingau). Hun grootste zorg betrof de bevoorrading van de steunpunten Stollhofen (ten westen van Baden-Baden), Gernsheim (ten noorden van Mannheim) en Mannheim.
    39 - In de tweede helft van december maakte de Franse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, een einde aan de speculaties over de ‘neutraliteit’ van Bad Kreuznach (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644). Na een belegering van 9 dagen bedwong hij de vesting (26 december) (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 398-399 en p. 638).
    40 - Ludwig Philipp (1602-1655), paltsgraaf van Simmern, zoon van keurvorst Frederik IV van de Palts, had uit het vaderlijk erfdeel het graafschap Sponheim-Kreuznach ontvangen. Na de dood van zijn oudere broer Frederik V († 1632) viel hem bovendien de administratie van de Paltsische landen toe. Hij vestigde zich in Frankenthal. In mei 1635 werd hij echter gedwongen de stad te verlaten. Hij vestigde zich in Bad Kreuznach, maar in 1644 moest hij op verzoek van de Spaanse gouverneur van Frankenthal naar een andere residentie uitkijken (no. 6814 (dl. XV)). Hij trok zich terug in Kaiserslautern (NDB XV, p. 415-416).
    41 - De Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644, bracht het nieuws wat genuanceerder: ‘L'armee navale de Provence s'estant divisée depuis le mauvais temps, six vaisseaux ont passé par Livourne, pour donner du costé de Calabre et Sicile, trois en Sardaigne et Corse, et trois autres se sont retirez vers Toulon’.
    42 - Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, herstelde in Alessandria de discipline in zijn legers. De cavaleristen stuurde hij terug naar de Lomellina (Breme, Novara en Vigevano) (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644).
    43 - De Frans-Savoyaards van prins Tommaso Francesco van Savoye doorkruisten de vruchtbare dalen van de Langhe (streek ten zuiden van Nizza Monferrato).
    44 - Paus Pius IV († 1565) had in de Sala Regia (de ontvangkamer van de ambassadeurs in het Vaticaans paleis) een fresco laten aanbrengen waarin de vrede die paus Alexander III op 11 augustus 1177 met keizer Frederik Barbarossa had gesloten, verheerlijkt werd. Kardinaal Marcantonio da Mula, die de werkzaamheden van de schilder Giuseppe Porta ‘Il Salviati’ begeleidde, verrijkte de historische voorstelling met een inscriptie waarin hij de bijdrage van de republiek Venetië in deze vrede groter maakte dan zij in werkelijk was (Pastor, Gesch. Päpste XIII 2, p. 718-719). Paus Urbanus VIII stoorde zich aan de onjuiste weergave van de feiten en gaf in 1635 opdracht tot het aanbrengen van een nieuwe inscriptie. De Venetianen bliezen dit incident geweldig op (nos. 2463, 2465-2466 en 2488 (dl. VI), nos. 2503, 2505 en 2544-2545 (dl. VII), nos. 4386 en 4405 (dl. X), no. 6370 (dl. XIV), en H. Nellen en E. Rabbie, ‘Grotius's Fame as a Poet’, in Acta conventus neo-latini Torontonensis, p. 544-548). Paus Innocentius X herstelde de tekst van de oude inscriptie (Gazette 1644, nos. 145 en 147, dd. 3 en 10 december 1644; Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 257-258, en Lettres Mazarin II, p. 103).
    45 - De Portugese gouverneur van Terceira (Azoren) kwam op het spoor van twee in een Spaans complot betrokken Engelse schippers (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644).
    46 - Supra, n. 9. Veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen hield zich aan de bevelen van de keizer: ‘Le Général Hasfeld, qui faisoit mine de tirer vers la Franconie, marche du costé de la Thuringe, pour essayer de joindre le Général Galas, et lui donner moyen de pouvoir sortir de son poste’.
    47 - Een Turks leger was de Mur overgestoken en trachtte Stiermarken onder contributie te brengen (Gazette 1644, no. 144, dd. 3 december 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]