eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7318. 1645 februari 18. Aan I. Vossius.1

    Vir clarissime,

    Et pro literis et pro historia de Cyrillo2 gratias ago. Anthologiam nostram et Claritati vestrae et Blavio commendo.3 Properat ad calcem aetas mea, propero et ego videre

    462

    publici iuris fieri quae per omnem vitam didici, nec in periculo relinquere mali eius quod Picherelli4 et aliorum scriptis evenisse doleo.5 Velim a Claritate vestra edi Ignatium,6 deinde inscriptiones,7 postremo Martialem, pro8 cuius editione priores illae editiones erunt deprecatrices.9 At certe Batavi vestri10 aut Martialem legere debent, aut sibi temperare a scribendis epigrammatibus. Salmasii et de Militia,11 et quae scribet12

    463

    posthac edita videre gaudebimus: οὐ μέμψεται τῳ̂ Κροί[σ]ῳ.13 At quid Heinsius?14 Fortius silentio se vindicabit.15

    Vale, vir eruditissime,

    Claritati vestrae studiosissimus,
    H. Grotius.

    [Lutetiae,] XVIII Februarii 1645,

     

    Parthenius, iste nuper patriarcha Constantinopolitanus, ab altero Parthenio Adrianopolitano precario, deinde vi ereptus est16 ecclesiae dolenti.17

    Bovenaan de copie te Leiden: Grotii ad Is. Vossium.

    Bovenaan de copie te Rotterdam: Isaaco Vossio.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Isaaco Vossio.

    Notes



    1 - Tekst naar hs. Leiden, UB, BPL 1886, f. 28 (afschrift). Copie ook te Rotterdam, GB, RK, hs. no. 674, f. 52r. Gedrukt Epist., p. 743 no. 1732. Antw. op no. 7304, beantw. d. no. 7352. Het hs. Leiden, UB, BPL 1886, f. 28, vangt aan met drie fragmenten uit brieven van Grotius aan Isaac Vossius: fragment 1 ‘Pauci sunt dies’, dd. 8 oktober 1639 (no. 4329 (dl. X)), fragment 2 ‘Legi inficeta ... poemata. Certe Batavi vestri aut Martialem’, dd. 13 februari 1645 (no. 7318), en fragment 3 ‘Claritudini autem vestrae’, dd. 24 februari 1645 (no. 7329). Afschriften van dezelfde fragmenten zijn terug te vinden in het hs. Den Haag, Vredespaleis, signatuur 166 B 25, op een van de schutbladen van I. Vossius, Observationes ad Pomponium Melam de situ orbis, Den Haag 1658.
    2 - De toezending van het levensverhaal van Cyrillus Lucaris (ca. 1572-1638), patriarch van Constantinopel, naderhand door Bartholdus Nihusius uitgegeven in Leo Allatius, De Ecclesiae Occidentalis atque Orientalis perpetua consensione libri tres, Keulen [Amsterdam] ‘apud I. Kalcovium’ 1648.
    3 - De uitgave van zijn Anthologia Graeca (BG no. 534) in de drukkerij van dr. Joan Blaeu; vgl. no. 7316.
    4 - Zie nos. 4196 en 4416 (dl. X). De katholieke theoloog Pierre Picherel († 1590) had in zijn studies steeds gepleit voor een toenadering tot de protestanten (Haag, La France protestante, VIII, Parijs 1858, p. 230-231). In 1629 verzorgde de calvinist André Rivet een uitgave van diens Opuscula theologica quae reperiri potuerunt, partim antea, partim nunc primum edita, Leiden (Elzevier) 1629 (A. Willems, Les Elzevier, p. 83 no. 318).
    5 - Het Leidse handschrift laat in de passage ‘Properat ... doleo’ de volgende varianten zien: ‘usus › iuris’ en ‘enim › eius’.
    6 - In de Bibliotheca Medicea-Laurentiana te Florence was Isaac Vossius op het spoor gekomen van een Griekse codex met brieven van Ignatius van Antiochië († ca. 107). Deze vondst leidde tot de editie Epistolae genuinae S. Ignatii martyris, quae nunc primum lucem vident ex bibliotheca Florentina ... edidit et notas addidit Isaacus Vossius, Amsterdam 1646.
    7 - Isaac Vossius sorteerde de papieren en manuscripten die hij op zijn reis langs Engelse, Italiaanse en Franse bibliotheken had verzameld (Y. Rogge, ‘De reis van Isaac Vossius (1641-1645)’, in Oud-Holland 18(1900), p. 3-20; F.F. Blok, Isaac Vossius en zijn kring, p. 207-218). Een foliant met ‘inscriptiones’ bevindt zich in de Bibliotheca Universitatis Leidensis, Codices Vossiani Latini, ed. K.A. de Meyier, F 87.
    8 - Het Leidse handschrift geeft: ‘prae’.
    9 - Grotius doelt hier waarschijnlijk op de edities van Martialis' Epigrammata van Hadrianus Junius (1559 en 1566), Janus Gruterus (1602) en Petrus Scriverius (1619, 1621 en 1628).
    10 - Fragment 2 (supra, n. 1) geeft een afwijkende lezing die aanvangt met de cryptische zin: ‘Legi inficeta ... poemata. Certe Batavi vestri aut Martialem legere debent aut sibi prorsus temperare a scribendis epigrammatibus’. De naam van de auteur van de ‘poemata’ is bewust weggelaten; mogelijk zinspeelt Grotius hier op de anonieme epigrammen van ‘Santra Salebrosus’ (de Haagse hofdichter Constantijn Huygens (no. 5761 (dl. XIII)) (T.L. ter Meer, Snel en dicht; een studie over de epigrammen van Constantijn Huygens, Amsterdam 1991, p. 37-38). Zie ook Grotius' Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio, Irenopolis [Amsterdam] 1645 (BG no. 1195), in de Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 739 r. 45B - p. 740 r. 50A: ‘Martialis iis, qui Epigrammata volunt scribere, et legendus et imitandus est’.
    11 - De Leidse hoogleraar Claude Saumaise (Salmasius) had het manuscript van zijn De re militari Romanorum liber in november 1644 bij de Elzeviers ingeleverd. Het werk kwam in april 1645 stil te liggen (Leroy, Dernier voyage, p. 59-60 en p. 67-68; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 391, p. 398, p. 419 en p. 502-503). Een postume uitgave werd in 1657 verzorgd door de historicus Georg Horn (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 322).
    12 - Het Leidse handschrift geeft: ‘scribat’.
    13 - Herodotus 1, 91. Het weinig benijdenswaardige lot van Croesus (Kroisos), koning van Lydië ca. 560-547 v. Chr. (Anthologia Graeca 9, 145). In 1630 had Grotius op verzoek van de Franse geleerde Nicolas Claude Fabry de Peiresc († 1637) fragmenten vertaald van de Historia Universalis van de Griekse geschiedschrijver Nicolaus Damascenus. De anders zo kritische Claude Saumaise gaf in 1632 spontaan blijk van zijn bewondering voor Grotius' vertaling van het fragment dat betrekking had op de verlossing van koning Croesus van de brandstapel (nos. 1539, 1540 en bijlage 7 (dl. IV, p. 504-509), en no. 1741 (dl.V)); zie ook BG nos. 538 en 539.
    14 - ‘Heinsius’ verbeterd uit: ‘iteratias’. De Leidse hoogleraar Daniël Heinsius vroeg zich af of hij de venijnige ‘observationes’ van de Franse predikant Jean de Croï (Croy) op zijn Aristarchus Sacer, Leiden 1627, en Sacrarum Exercitationum ad Novum Testamentum libri XX ... Quibus Aristarchus Sacer ... emendatior nec paulo auctior indicesque ... accedunt, Leiden 1639, moest beantwoorden (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 357-359). In de zomer van 1645 stuurde hij het verdedigingsschrift Pro Daniele Heinsio adversus Joannis Croii calumnias Apologia necessaria naar de drukker (Bots-Leroy, o.c. III, p. 194-195).
    15 - De Epist. en de copie te Rotterdam lezen: ‘Fortine silentio se vindicabit?’.
    16 - Parthenius I, patriarch van Constantinopel 1639-1644, had op de synode van Constantinopel-Iasi (1642) de leer van de reformatorische patriarch Cyrillus Lucaris († 1638) veroordeeld. In de zomer van 1644 kwam zijn dienstbaarheid aan de belangen van de Moldavische vorst Vasile Lupu onder verdenking van het Ottomaanse hof te staan. Op 8 september schonk de Sultan de waardigheid van patriarch van Constantinopel aan Parthenius II, metropoliet van Adrianopolis (Edirne) (Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644: ‘De Constantinople, le 30 septembre 1644’).
    17 - ‘ecclesiae dolenti’ verbeterd uit: ‘Malchio dolenti’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]