eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3499. [1638 maart 20]. Aan N. van Reigersberch1.

    Als Jan de Waart2 aan zijne Vorstelyke genade3 wierd gepresenteert, zeide zyn Vorstelyke genade: Ziet hoe onvoorziens komt men by malkander, waar op Jan de Waart zeide: 't Is 't geluk en ongeluks schuld; doch ik weet niet wel, hoe ik het zal verantwoorden. De Hartog repliceerde: daar laat ik u voor zorgen.

    Aan tafel heeft de Hartog Savelly4 boven Jan de Waart gestelt, hoewel Jan de Waart hoger commandement had gehadt. Deze wat rouwe bejegening aan Jan de Waart is toegekomen, door dien hy gewent was van den Hartog van Wymar oneerbiedig te spreken. Over tafel hebben Savelly en Jan de Waart malkander in hunne redenen den schult toegeschoten tot vermaak van den overwinnaar.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 156. In de wekelijks terugkerende briefwisseling tussen de zwagers maakt Grotius op 6 maart nog geen melding van Van Werths gevangenneming. De brief van 13 maart ontbreekt, maar in de brieven van die datum aan Ludwig Camerarius en Axel Oxenstierna wordt het illustere feit niet vermeld. Wel in de brieven aan hen van 20 maart. Het is dus zeer waarschijnlijk, dat de brief aan van Reigersberch van diezelfde datum is.
    2 - Johan van Werth.
    3 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    4 - Federigo Savelli, hertog van Poggio Nativo.