eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3623. 1638 juni 7. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    Thien dagen absentie, die ick tot Amsterdam in een revisie hebbe besteet, sal reden geven, waerom ick met d(e)n lesten ordinaris niet en hebbe geschreven. Mijn wedercomste is vrouger geweest als den eysch van het werck soude hebben geëyst, indien een incident, hetwelck sonder onlust tusschen de vergaderynge van de Staten-Generael ende Staten van Hollant apparent niet sal werden getermineert, hetselffde niet hadde gestuyt.

    Daervan is de gelegentheyt in het corte dese: Een Hollants schip2 bij de Dunkerckers genomen tot Dunkercke bij coopluyden van Londen gecocht ende aldaer, soo wert bij de impetranten van de revisie de saecke verhaelt, bij Engelse coopluyden uytgereet, ende met permissie van den conynck van Spaengiën3 genegotieert hebbende op de havenen van Rio de la Plate ende Angola, ende soo met gouderen Engelsche coopluyden als andere, eenyge den gouverneur van Rio de la Plate4 toecommende over ende weder varende is bij een capiteyn ter vrijer nerynge van Amsterdam genomen. Die heeft de hooftofficiers in Tenerifa, een eylant in Canariën, aen lant geseth ende alleen met het schip opgebracht vier Portugeese matroosen, alsoo, quod etiam in confesso est, hetselve schip met Italianen, Portugesen ende andere natiën was gemant behalven twee Engelsen, die de eygenaers seggen op de reyse waren overleden.

    363

    Tot Amsterdam heeft den fiscus bij edicte, dat is affixie van billetten, alle, die de gouderen souden willen bewaren, geciteerd ende dat van 14 dagen tot 14 dagen; niemant comparerende naer vier defauten op het intendit van den fiscael5 is het schip ende goet bij de Admiraliteyt verclaert van goeden prinse. De sententie is gegaen in crachte van gewisde sijnde naer de pronuntiatie van deselffde ses maenden, eer yemant hem heeft bekent gemaeckt, verlopen, daer niet meer als vier maenden open staen om tegens deselffde in revisie te moogen commen.

    Bij de vergaderynge van de heeren Staten-Generael is aen de Engelsche tegens den laps van dien tijt gegeven relieff precys ende voor soo veel nodych soude sijn met de clausule - de beste practisijnen en sijn de extendeurs ofte octroyeurs niet - van relieff, voor soo veel men soude vinden te behooren.

    Hetselve is de heeren van de Admiraliteyt niet onbekent geweest, gelijck oock deselve den dach tot de revisie gedesigneert met de genomineerde adiuncten was aengeschreven, die deselven dach mits absentie van een groot deel van haer collegie hadden versocht voor eenygen tijt soude worden uytgestelt; hetwelck oock was geschiet.

    Ter bestemder stonde was voor de heeren van de Admiraliteyt sonder contradictie van deselve ende met bijwesen van de adiuncten bij de impetranten van revisie geconcludeert in revisie in behoorlijcke forme, die ick voorbijgae om cort te wesen. De g.de in revisie proponeren exceptie van niet-ontfanckelyckheijt als obsterende gewijsde ende litissecutie.

    Veele hacquetten vallen op de formaliteyten, quae narrare longum esset et ad praesentem quaestionem nihil faciunt.

    Eyndelynge wert de exceptie gefundeert ende gedebatteert ende de saecke gebracht sijnde in illis terminis, dat soude werden geadviseert, off d'exceptie geadmitteert off gerejecteert moste worden, ofte de gdens. geordonneert ten twee finen te antwoorden, omdat de redenen, daerop het relieff soude werden gefundeert, mosten werden genomen ex meritis causae principalis: soo beginnen die van de Admiraliteyt te soucken dilay tot des anderen daechs pretexerende voorgevallen occupatën, die spoedyge resolutiën vereysten. Daechs daeraen, in plaetse van de vergaderynge aff te wachten, schicken ons, die daer als adiuncten waren toe drie wt haer gedeputeert, om ons vanwegen het collegie te kennen te geven, hoe dat sij haer hebbende met de heeren van Zeelant beraden waren onderrecht noyt eenych relieff in de Admiraliteyt van Zeelant soo lange die was geërigeert, hoewel eenyge bij de Staten-Generael waren verleent, naer het verloop van de vier maenden was toegestaen; dat sij oock niet en wisten, dat in de Admiraliteyt van Amsterdam mede sulckx was geschiet ende niet te connen oordeelen, dat de vergaderynge van de gedeputeerde van de Staten-Generael de macht competeerde, indien relieffven met verminderynge van het recht voor partijen vercregen mochten werden gegeven, om hetselve ofte precyse ofte cum cognitione causae inconsultis ordinibus van de provintiën, voornamelijck de Staten van de provintie daer de geïnteresseerde woonachtych waren, te octroyeren; met meer redenen daerop slaende, die vrij wat waren geanimeert ende precyser als men soude connen meenen, dat behoorden voort te commen wt den mont van gedeputeerde van een collegie onder

    364

    de Generaliteyt resorterende ende gecomposeert wt leden van alle seven de provintiën. Maer het woort wert gevoert bij den heer burgemeester Bicker6, die in prejuditie van Hollant de Generaliteyt met meer als haer precise competeert - soo weynych als yemant van Amsterdam, die nochtans daervan niet prodigue sijn -, soude willen adscriberen.

    Ons, die dit voren wiert gedragen, sijnde in de ordinaris bedienynge ende eedt van de respective provintiën ende voor die tijt in de commissie van de Staten-Generael, die van alle tijden de adiuncten sijn gewent te nomineren, docht niet geraden ons te formaliseren in de questie wat recht yder provintie int particulier, wat de Generaliteyt, wat de gedeputeerde ter vergaderynge van de Staten-Generael is competerende, hetwelcke wij wilden laten ter decisie van de provintiën onder den anderen, dewijle hetselve tot onse judicatuyre niet en was gestelt, vonden alleen veele consideratiën, waerom het fatsoen, bij de Admiraliteyt in dese saecke gehouden, seer bedencklijk was, waeromme wij de gedeputeerden ons toegesonden alleene voor antwoorde gaven, dat wij de redenen het collegie, dat wij wisten immers conden oordeelen niet eenstemmych was geweest, souden connen voorendragen. Alwaer wij hebben geremonstreert, dat wij latende het geschil hetgene de respective provintiën aengaende de macht van de Staten-Generael in dese ofte andere questiën soude willen moveren, ongepreiudicieert in dese particuliere saecke sagen veele particuliere redenen, waerom wij de Admiraliteyt, een collegie van de Generaliteyt, wel in bedencken wilden geven, off dese hare consideratiën tijdelijck wierden gemoveert; dat wij sagen desen cours groote onlusten soude causeren binnen ende buyten dat bij haer schip wiert geseylt twijfelende, off een relieff, si justa esset causa, want op het precys wilden wij niet urgeren, soude mogen werden verleent aen een vergaderynge, die sij soo veel defereerden, nademael praetori id apud Romanos competebat; dat de provintiën om soo cleyne dyngen selffs niet conden werden geconfuteert, dat sulckx off de vergaderynge van de Generaliteyt ofte de Admiraliteyt met de adiuncten selffs, soo redenen daertoe dienden, het verleenen van relieff mogte werden toegestaen; dat geen tijt bij de wetten geprefigeert ende daer bij defaut is geprocedeert, soo precys en is, ofte laeten toe relieven ob sonticas causas; dat hatelijck is mutatio per vim dominii; dat hier was dolus van den capiteyn, die de officieren, die hij mede moste brengen, aen lant hadde geseth ende daermede benomen het middel om de gouderen te defenderen; dat den tijt van 14 dagen tot 14 dagen idque hiberno tempore, quo navigationes sunt difficiles, soo cort was; dat citatio, quae fundamentum est judicii, nul was ende daerom sij sonder revisie van nieuws voor denselven rechter behoorde te connen werden gehoort; dat de Admiraliteyt alreede hadde toegestaen, dat op de exceptie voor haer was gelitisconsteert, oock appointementen hadden op hacquetten helpen geven, de saecke oock was bepleyt ende dese wtvlucht pro d(e)negatione justitiae bij de Engelse, daer repressaliën wt volgen souden, apparent was te sullen werden genomen; dat ander consideratie moet worden genomen, off yemant wettelijck sijnde gehoort ende gecondemneert in revisie, naerdat hij heeft gehadt appel, met relieff soude willen commen, andere daer bij defaute op soo corte citatiën, die hij niet heeft geweten ofte connen weten, is geprocedeert.

    365

    Ten wiert oock niet vergeten aen te roeren bedenckelijck te wesen vremdelyngen de wetten van wtheemse niet subiect verder als sij commende in haer gebiet wt haer contracte ofte besit van gouderen werden gemaeckt te willen reguleren naer wetten, die obtineren daer men haer brengt met gewelt ende tegens haren danck: aliud esse an parti jus esset quaesitum, aliud an obsisteret lex, ne quis jus suum posset consequi.

    In summa: ons docht de Admiraliteyt, indien reden hadde, eer moste hebben gesproocken als naerdat de saecke ten principalen bij playdoien in publycke audientie gehouden, daer veel Engelschen present waren, soo bekent was gemaeckt.

    Alle hetwelcke ick uEd. te wijtlopyger hebbe willen communiceren, opdat uEd. daerwt soude sien, hoe garen men nu in cleyne saecken soude repareren hetgene in soo notable is versuympt tot vercortynge van de hoocheyt van het lant, die qualijck is te repareren, soo veel voet heeft de geusurpeerde macht alreede genomen, hoewel die alle dagen meer ende meer tegens de borst is van veele goede regeerders.

    De conclusie is geweest int regard van dese particuliere saecke vrij wat matyger als wel was het eerste concept, het welcke scheen te lpoen om de Engelsche de deure te sluyten. Doch soo veel de macht van de Generaliteyt belanckt, daerin heeft men niet toe willen geven, hoewel de gedeputeerde van de andere provintiën buyten Hollant ende Zeelant haer vrij daertegens hadden geopposeert.

    De stat van Amsterdam hadde oock haren pensionaris7 in de Admiraliteyt gesonden om dese saecke suspens te houden ter tijt de Staten van Hollant sullen hebben geexamineert, off dusdanyge relieffven bij de Generaliteyt, soo die in den Hage vergaderen, mogen werden verleent.

    Wat nu uEd. consideratiën sijn, soo aengaende het verleenen van relieven bij de Staten-Generael tegens den laps van de fatalia recusionis, als nopende de questiën, bij hiervorens gemoveert, sal ick seer garen verstaen, om in het toecommende claerder in hetgene dese ende gelijcke materiën raeckt te mogen sien. Quid jus civile statuat, als bij defaut is geprocedeert, leert ons lex si praetor 75 St. de Iudiciis. Wat in Vranckerijck wert gepractiseert leert ons Rebuffus8, et quatenus jus parti possit auferri kan mij seggen uEd. bouck De iure belli et pacis libr. 2, cap. 14, N 7. Sed quando jus quaesitum dici possit ex lege, quae obstat agere volenti, dat weet ick niet, off claer daerin is gedefinieert ende naer mij dunckt soo moet verschil wesen inter jus quod alicui adimitur et alicui conceditur; cum non om(n)e mihi jus possit dici quaesitum, quod adversario propter contumaciam in paenam aut alio modo ademptum sit. Quatenus etiam subditi regum extraneorum subjiciantur legibus ordinandis judiciis apud nos praescriptis, si bona eorum ibi non sunt sita neque contractus initus est aut locus solutioni assignatus.

    Wat de saecke ten principalen belanckt, voor soo veel die mij noch is bekent ende boven mede verhaelt, wil ick mede garen uEd. bedencken weten. Ende daermede scheyde ick van dese materie, die ick wat confuselijck om de haesticheits wille hebbe verhaelt.

    Een dyngen moet ick niet vergeten, hetwelck ick bij occasie van dese revisie mede tot Amsterdam hebbe geleert, dat is, dat de Staten-Generael - soo noeme

    366

    ick deurgaens met andere hare gedeputeerde - de sententie bij scepenen van Amsterdam tegens de heeren van de Admiraliteyt gewesen hebben ex plenitudine potestatis, als bij non competente rechters gewesen, te niet gedaen. Voorts hebbe ick gevonden in die stadt goude genegentheyt tot uEd. ende seer goude maximes, doch weynych middel sien de heeren om het verloren recht te redintegreren, ende de gewoonte sal alles wat nieuw schijnt mettertijt gebruyckelijck maecken.

    Nu comme ick tot beantwoordynge van uEd. schrijvens van den 28 Mey9, daer in mij buyten maten wel bevalt de goede apparentie, die haer toont tot eerlijck employ van uwen ioncksten10, dat ick om veele consideratiën garen sal sien gematureert ende op den voet, die uEd. aenroert, dat is blijvende ontrent den persoon van den hertoch11. Den outsten12 hope ick, dat sijn selven niet en sal ontbreecken, ende andere recommandatie heeft hij niet nodych. Die hier is13 sal ick in mijn sorge houden, gelijck mede de saecke van Rotterdam14, die ick met de eerste gelegentheyt weder bij de hant nemen sal.

    Het beleg van St. Omer kan men hier niet geloven ende seggen de Brabantse brieven, dat monsieur de Fontaine15, gouverneur van Vlaenderen, vier duysent man daer binnen heeft gebracht met provisie van ammonitie.

    Van Luyck schrijft men, dat Picolomini16 door dat lant passeerde; soo men oordeelde, naer Vranckerijck toe; dat waer sijnde apparent den mareschal de Chastillion17 sal moeten retireren ende, naer men ons seyt, dat, waer sij commen, met branden ende blaquen huyshouden, soo schijnt haer meenynge niet te sijn belegerynge te formeren.

    Sijne Hoocheyt18 is noch te Lith in Litoye voren ende darontrent. Den ambassadeur van Vranckerijck19 sage garen hij remueerde, dat wij noch niet weten, wanneer wesen sal, ende veel dependeert aen Vranckerijck, dat ick twijfele off in allen deelen zijn belofte voldoet.

    Gallas20 blijft noch ontrent de Weser ende, soo lange het Sweetse leger niet wert versterckt, apparent niet bougeren sal ende daermede blijven de bovenquartieren in apprehentie. Een habyl man is wt dese quartieren naer het Franse leger gereyst21 om van alle de gelegentheyt pertinent advis te geven.

    Veele hebben opinie den tresves tusschen den keyser22 ende de lantgravinne23

    367

    van nieuws is geprolongeert. Milander24 comt tot Groenyngen om te trouwen met Madame de la Plate25, mijn suster, soo ick meene, bekent.

    De saecken ter zee herstellen haer noch weynych; ses fregatten van den viant hebben een oorlochschip van Amsterdam, dat eenyge oostvaerders convoyeerde, ontrent het Vlie in de gront geschoten, een van de directeursscepen naar lange gevecht genomen. Den admirael26 leyt voor Dunckercke, daer binnen dat in de dertych schepen worden toegerust met intentie, soo men meent, om den admirael te attaqueren.

    Den tol, schrijft monsieur Pels27 den 6 Mey wt Warsouw, was voor het scheyden van den rijxdach toegestaen, souden tegens den 25 Julij acht senatoren ende sooveel lantsboten op seeckere plaetse bijeencommen om met den churvorst van Brandenborch28 over het stuck van de pelauw te vergelijcken ende, soo het mogelijck [waer,] met de stat van Dansyck oock te accorderen, welcke stat hij gelooft van hare liberteyt, porto ende stroomen niet en sal desisteren ende liever tot extremiteyt commen als de desseins van den conynck29 obedieren. Den conynck confereert dagelijckx met de Spieryngen30, die laten verluyden, dat sij boven de 5 scepen van verleden herfst noch 4 andere toerusten, behalven noch 14 die uyt Hollant ende Spaengie sijne M.teyt toecommende thuys werden verwacht. Sij sustineren, dat de leste tractaten met Sweden gemaeckt niet mede en brengen geen tol te mogen ontfangen ende sulckx alleen de Sweden raeckt, die denselven ontfangen hebben, maer daermede niet benomen wert, dat eenen conynck geen tol, die hij goet vint, aenstellen mach met approbatie van de Staten sijner landen; dat anders volgens dat tractaet, soo geïnterpreteert, geen tol in Lijfflant souden mogen ontfangen; dat de Sweden haer oock wel wachten sullen hen met dese alteratie te moijen ende ingevalle contrari geschiede, dat het een gewenste occasie ware voor den keyser. Het eenyge, dat men meent, dat dit voornemen, dat den conynck sooseer pousse(ert), soude connen verachteren is de groote schaersheyt van gelt in dat rijck.

    Bij desen staet is goet gevonden dat monsieur Pels eenygen tijt sich tot Dansyck sal ophouden, om te letten wat voorder passeert. Tot Dansyck commende twijfele ick niet, ofte sal mijne brieven vinden ende daeruyt sien, hoeseer uEd. met het vertouven van sijnen soon31 is geïncommodeert. Sijn Italiaense hant hebbe ick gesien ende is goet schrift.

    Aelianus32 sommeerde ick gisteren van nieuws, die persisteert, dat eerst ordre moet verwachten, alsoo geen andere heeft gehadt als op monsieur Heuft33, die nu difficulteert; in vijff weecken meent hij bescheyt te hebben.

    368

    Terwijle ick besych ben met desen te schrijven wert de churvorst34 bagagie wech gesonden, dewelcke mede naer sijne troupen vertreckt. Hoe groot die sijn, horen wij niet, dan versamelen onder Delftsiel.

    Den collonel Gorijn35 is desen morgen met eenych gelt wt (Eng)elant gearriveert, gelijck mede monsieur Strade36 wt Vranckerijck commende seyt, dat St. Omer bij den mareschal van Chastillion is belegert, dat monsieur de Fonteine vijff scepen met volck ende ammonitie van Grevelynge daerin hadde gemeent te werpen, maer twee daervan sijn geattrapeert ende drie binnen geraeckt. Int veroveren van een brugge hadden de Francoisen eenych volck geslagen, ende driehondert op de plaetse nedergeleyt. De tijdynge van het beleg van St. Omer seggen oock de brieven van de comte de Charois37 gouverneur van Calis; off dat een concert is off rei historia, twijfele ick, omdat monsieur de Strade hier seyt, dat den hertoch van Weymaren het rijck in marcheert, daeraen uEd. schrijven, daer ick mij vrij op verlate, mij seer doet twijfelen.

    Madame la duchesse de Chevreuse38 heeft bij haer Don Philippo de Sylva39, voor desen gouverneur in het Palatinaet, ende Don Bernardiyn d'Aspre40, commende den eersten om gouverneur te wesen in het casteel van Antwerpen in plaetse van de comte de Feria41; gesamentlijck sullen in Engelant yet negotieren met ombrage ofte hope aen dat rijck te geven, waertoe de duchesse de Chevreuse bequaem wert geoordeelt.

    Voor den prins van Orangie werden veele scepen opgehouden, alle boven de thien lasten. De Francoisen seggen haer volck loopt ott voor Brugge. Van het marcheren van Picilomini weten sij niet, ick hope sulckx niet en wert gedeguiseert om ons te engageren.

    Den ambassadeur van Vranckerijck doet instantie, dat pater rector42 de judicatuire van Luyck overgegeven mochte werden.

    Hierbij dunckt mij, dat ick het voor dese mael sal laten ende uEd. bidden om mijn gewonelijcke recommandatie, alleen hadde ick vergeten, dat neeff Ioh. Reigersberch43 is naer Malta, dat vrij wat los is.

    Desen 7 Iuny 1638.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten conynck.

    In dorso schreef Grotius: 16(!) Iunii 1638 N. Reigersberg.

    En boven aan de brief: Rec. 16 Iunii.

    Op een aangespeld papier schrijft van Reigersberch nog:

    369

    Op de niet ontfanckelijckheyt commen mijns oordeels dese dyngen te examineren. 1. off geen relieff in revisie naer verloop van den tijt generalijck off specialijck voor revisie voor de admiraliteyten te intenteren en kan werden gegeven;

    2. off de gedeputeerden van de Staten-Generael geen relieff connen geven

    1.
    off met precisie
    2.
    off niet om met kennisse van saecken te interineren.

    3. off in dese saecken redenen sijn waerom geen relieff behoort te werden [ge]geven.

     

    Op dese ende andere consideratiën die uwe Ed. beter sal considereren bidde ick uEd. bedenckyngen ende wat wijtlopych met hetgene daervan depenteert te verstaen.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 13d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb. p. 456. Geciteerd Brandt-Cattenb. Leven II, p. 174. Antw. op no. 3599; beantw. d. no. 3645.
    2 - Het betrof hier het schip Het Zwarte Hert van Vincent de la Barre, dat door Henrick Claesz. Swart, kapitein van De Hoop veroverd was. Zie de Resolutiën Staten van Holland dd. 6 juli 1638 en de Resolutiën Staten-Generaal dd. 30 juni en 5 juli 1638 en bijlage no. 6.
    3 - Philips IV.
    4 - Vermoedelijk Pedro Esteban Dávila.
    5 - Henrick Storm.
    6 - Andries Bicker (1586-1652).
    7 - Willem Boreel (1591-1668).
    8 - Pierre Rebuffi († 1557), Frans rechtsgeleerde.
    9 - No. 3599.
    10 - Diederik de Groot.
    11 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    12 - Cornelis de Groot.
    13 - Pieter de Groot.
    14 - Het betreft de pogingen namens Grotius ondernomen om te bewerken dat hem zijn achterstallige salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog zou worden uitbetaald.
    15 - Paul-Bernard, graaf van Fontaine.
    16 - Ottavio d'Arragona, prins van Piccolomini, hertog van Amalfi.
    17 - Gaspard de Coligny, maarschalk van Châtillon.
    18 - Frederik Hendrik.
    19 - Jean d'Estampes, markies van Valençay.
    20 - Matthias, graaf Gallas.
    21 - Johan Copes. Op 6 oktober 1638 besloten de Staten-Generaal hem terug te roepen.
    22 - Ferdiand III.
    23 - Amelia Elisabeth, landgravin van Hessen-Kassel.
    24 - Peter Melander, graaf van Holzapfel.
    25 - Agnes van Efferen, weduwe van Bernhard Bogloff von Platen.
    26 - Maerten Harpertsz. Tromp.
    27 - Paulus Pels.
    28 - Georg Wilhelm, keurvorst van Brandenburg.
    29 - Wladislas VII (IV) van Polen.
    30 - Zie p. 108 n. 2.
    31 - Pieter Pels.
    32 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    33 - Johan Hoeufft, bankier te Parijs.
    34 - Karl Ludwig van de Palts.
    35 - George Goring.
    36 - Godefroi d'Estrades.
    37 - Louis de Béthune, graaf van Charost.
    38 - Marie de Rohan, hertogin van Cheuvreuse.
    39 - Filipa da Silva (1589-1645).
    40 - Bedoeld moet zijn don Martino d'Axpe.
    41 - Don Emmanuel Pimentel, graaf van Feria († 1639).
    42 - Johan Boddens.
    43 - Johan, oudste zoon van de in 1632 overleden rentmeester van Zeeland Bewester-Schelde, Johan van Reigersberch.