Mijn Heer,
Ick kan wel sien, dat uEd. niet sonder groote redenen het oorloge van Duytslant voor dat van desen staet voor uwe soonen2 heeft geprefereert ende, gelijck ick van herten wensche, dat sij daer mogen becommen sodanych employ als sij meriteren, soo meene ick, dat uEd. mij geen ongelijck geven kan, dat ick altijt van opinie ben geweest ondienstych te sijn te groote vervremdynge tegens desen staet ofte die meest daerin vermogen te toonen. Daermede scheyde ick van die materie.
Hoe de saecken met Aelianus3 staen, hebbe ick aen Constans4 geschreven5.
380
Dat uEd. advisen niet alleen met Neeff6 werden gecommuniceert, maer oock aen andere schriftelijck gegeven ende van hant in hant wandelen, hebbe ick gisteren vernomen door de lecture van het dubbel van den brieff, die uEd. mij met den lesten ordinaris heeft gesonden7 dissimulerende, deselve van uEd. quam, hetwelck ick uEd. niet hebbe mogen verswijgen.
In Engelant is men madame de Chevreuse8 al moede.
Tot recouvrement van Meppen is weynych apparentie sijnde de troupes van den churvorst9 noch seer clein ende niet wetende, waer haer te versamelen.
In de Lymaers, daer ontrent ses hondert mannen bijeen waren, hebben de Cleeffsche ende Geldersche boeren haer daertegens gewapent.
Den tresves van de lantgravinne10 is voor een maent gecontinueert ende hout men, dat haer met den keyser11 sal verdragen.
Het gelt, dat wt Engelant voor den palsgrave12 is gecommen, is ontrent de drie hondert duysent guldens.
Sijne Hoocheyt13 is nu met sijn gansche macht ontrent Zeelant off de custen van Vlaenderen. Graeff Willem14 was vrijdach voorhenen met 7 regimenten, die nu yet sal hebben getenteert, aen Cloppelsdijck, hetwelcke, indien succedeert, op Antwerpen is aengeleyt. De ruyterie was vrijdach tot Bergen, alwaer wiert gescheept; de successen sal uEd. wt Zeelant moeten hebben; hier is nu seer grote schaersheyt van tijdyngen.
De Staten vergaderen den 29 deser. Graeff Maurits15 is met al sijn macht te schepe naer de Bahy. Artisosky16 meent het different met die van Dansyck ter oorsaecke van den tol gevonden sal werden.
Pater Vynck17, gardiaen van de minnebroeders ende biechtvader van madame de Bouillon18, is te Maestricht geëxecuteert. Hij versocht een confesseur, die hem werdende geweygert seyde hij hem aen den generael confiteren soude; gynck geaccompangeert naer de executie met twee predicanten; op strate een priester ontmoetende versocht van hem de absolutie, daerop hem geseyt werdende, dat hij hadde voorgenomen hem aen Godt te confiteren antwoorde, soo wanneer geen ander middel daertoe hadde gehadt, sulckx soude hebben gedaen. Pater rector19, die nu wederom wel is, sal andermael ter tortuyre worden gebracht.
Verwachtende tegens den naesten meerder materie eyndyge ick desen met mijn ordinaris gebiedenisse.
Desen 14 Iuny, 1638.
381
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 14 Iunij 1638 N. Reigersberg
En boven aan de brief: Rec. 23 Iunij.