eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    494

    3699. 1638 juli 31. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    UE. brief van den 19 deser2 is mij wel behandight.

    De landgravinne3 hoop ick, dat bij ons sal blijven. Van den hertogh van Wimar4 is niet te twijffelen. Van den marescal Banier5 verwachten wij iet goeds, wanneer hij alle sijne trouppes sal hebben ontfangen.

    UE. gelieve gedachtigh te wesen mijne boecken ende papieren ende in de saecke van Rotterdam6 sooveel te vorderen als doenlijck sal sijn, opdat wij met gemoede niet terecht connende comen mogen dencken op andere middelen.

    Ick danck uE. van de instructie gegeven aen de soon van Pels7; sal hem verwachten ende ten beste instrueren.

    Wij hoopen seer, dat mijn heer den prins van Orangie8 noch iet bij de hant sal nemen ende alsoo andere middel geven om mede iet goeds te doen.

    De courage ende voorsichticheit van de Westindische Compagnie is loffelijck. In de zee zie ick wel, dat men aen wederzijde niet stil en is. De saeck is 't waert, maer d'Engelschen zijn een quaed ingrediënt in 't proces, ende sie9 ick wel, sijnde nu in de gewoonte van repressaliën te verleenen sullen mij wel een arrest verleenen op mijn debiteurs ex contractu scripto, signato obligerende niet alleen de goederen van de stadt, maer oock van de regierders, jae selff van de burgers hebbende goed blijck, dat ick niet gedaen en heb dan door haer last en de tot haer beste. Daerom bidde ick uE. nae soo lang verlies van tijdt, soo voor uE., als voor ons, laet ons een antwoord hebben om te sien, wat oorboir sal sijn. Wat al te lang de saeck te laeten slepen, is niet schadelijck alleen, maer oock spottelijck, selff voor deghenen, die haer daerin employeren.

    Wij en hebben nu niet veel nieus. 't Belegh voor S.t Omer is t'eenemael verlaeten. Den coning10 is t'Abbeville, den cardinael11, nae sijne gewoonte niet verre van daer. 't Schijnt men meent te gae[n] nae Atrecht ende te beginnen van Renty, Aire ende andere onstercke plaetsen daerontrent.

    Den hertogh van Longueville12 heeft niet volck genouch om een treffelijck belegh aen te vangen. Den hertogh van Wimar niet siende te doen tegen Brisac, doet sijn volck wijd ende breed loopen Tubadel13, een van de zijnen, heeft den

    495

    9 July een groot deel geslagen van des vijands Croaten tusschen Slestadt ende Straesburg bij Steinfeld. 't Werd hier volgens de coustume van Parijs seer breedt uitgemeten, maer wij verwachten daervan tijdinge van beter handt. D'heer Erlach14 wist daer niet van, doen hij van hier vertrock nae Sijne Fürstel. Genade.

    Van 't beleg van Fontarabie heb ick goede moet, soo de vloot van Vrancrijck daer eer comt als de vloot van Spaignië. Men seit mij, dat de Fransoisen, soo hier, als in Hollant bij haer doen maecken ofte gecocht gereedt hebben sestich schepen ende dat acht alrede daer zijn gearriveert. Ick twijffel wat daeraen, ende soo den coninc van Spaignië15 hem niet en haest, soo is hij quaelijck gedient.

    Den marescal de Chastillon16 geholpen door sijn vrouw17, die seer clouck is, doet sijn best om sijne disgratie te boven te comen ende heeft sich met den hertogh de la Force18 gereconcilieert, 'twelck wel diende eer gedaen geweest te sijn voor haer beiden. Want eenige, die haer beiden de groote eer van goede capitaine te sijn misgunnen ende 't advantagie van de religie hebben aen haere zijde, hebben die beginselen van oneenicheit wel weten te gebruicken. 't Gemeene geroep te Parijs is: ‘Les Huguenots ont fort mal faict’.

    Ick bidde om de gebiedenisse aen de goede vrunden.

    Tot Parijs, den 31 Iuly 1638.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, nu ten huise van Mijn Heer den reeckemeester Reigersberg tot Middelburg.

    Port.

    In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 31 Iuly 1638 wt Paris.

    Met andere hand: 1 st. 8.

    Links boven het adres (waarschijnlijk een volgnummer): 82.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK. R 8 o. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op no. 3681.
    2 - No. 3681 dd. 19 juli.
    3 - Amelia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin van Hessen-Kassel.
    4 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    5 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    6 - Het betreft hier de pogingen namens Grotius ondernomen om diens achterstallig salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.
    7 - Pieter, zoon van Paulus Pels.
    8 - Frederik Hendrik.
    9 - Er staat: ‘soo ick wel’; kennelijk een comtaminatie van ‘sie ick wel’ en ‘soo ick wel sie’.
    10 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    11 - De Richelieu,
    12 - Henri d'Orleans, hertog van Longueville.
    13 - Georg Christoph von Taupadel.
    14 - Johann Ludwig von Erlach.
    15 - Philips IV.
    16 - Gaspard de Coligny, maarschalk van Châtillon.
    17 - Anne da Polignac.
    18 - Jacques Nompar de Caumont, maarschalk van La Force.