Wy ondergeschreven attesteren mitsdezen een oude costuime te zyn, en van de leenen altoos onverbrekelyk is geobserveert geweest, dat de oudste ende naaste den lesten overleden Vasalle bestaande, daar 't leen van gekomen is, succedeert den zelven overleden in zyn achtergelaten leen; ten ware, dat de man ende vrouwe in gelyken grade den overleden Vasalle even na bestonden, in welken gevalle de jonger manoir ofte Zoon voor de andere Dochter ofte Vrouw behoort te gaan. - -
Alleen zoude mogen gedisputeert worden, of die expressio familiae, daar Ued. gewag van maakt, in zulke termen is geschiedt, dat dezelve eenige dispositie tegen de costuime zoude mogen opereren, waar van niet gezeid kan worden, nisi inspectis tabulis. Anderszins is zeker, dat in de onversterfelyke leenen, als zynde geredigeert zeer ad instar allodialium (uitgenomen, dat de Leenen maar op een persoon mogen succederen) geen distinctie word gemaakt inter agnatorum cognatos, ende van den bloede zynde van den eersten geinvestieerden. 't Gunt ik dezen aangaande heb geschreven, en voor deze uitgegeven, heb ik uit den mond van velen, die de materie van de Hollandsche Leenen lang bestudeert hadden, menigmaal verstaan, en onder anderen van myn Oom de Groot zaliger2. - - - - - - - - - - - - - - - - - - alzoo myn contentement daar aan veel gelegen is, en ik (gelyk UE. ziet) met myne papieren gaarn anderen diene,