Mijnheer,
Alle hetgene totnochtoe in Numerianus'2 saecke is gepasseert heeft uEd. alreede verstaen, want op de propositie over eenyge dagen gedaen, die eyndycht met een verhael van de quade beiegenynge ter wonynge van Numerianus ontfangen, is bij Aristoteles3 totnochtoe geen verder deliberatie gevallen. Ick meene oock niet, hoe groot de ialousiën van Aristoteles tegens dien man sijn, dat hij yet in dese saecke van hem heeft te vresen. Ondertusschen mercke ick, dat de auteurs van dit
154
werck het daerbij niet sullen laten ende off wel4. Degene van Aristoteles' vrienden, die meest haer daerin vinden geïnteresseert totnochtoe met Numerianus niet garen veranderyngen in die dyngen en sagen, soo is niet buyten apparentie, dat eenyge van die in ander gevoelen sullen werden gebracht ende principalijck Felix'5 volck, die in veele saecken andere insichten hebben als Numerianus ende voordeel wt dit point schijnen te hopen.Hetgene den meesten aenstoot geeft aen degene, die het publyck alleen iu recommandatie hebben, is de erectie van een nieuwe macht, die de dispositie alleene soude hebben over hetgene totnoch[toe] veele is vertrout, ende inderdaat is dat hetgene onder andere meest wert gemeent. De particuliere insichten lopen op het meeste beneficie van de commerciën, anders schijnt wel, dat een gemeene directie beter is om int gemeen te sorgen, ende het is tijt, dat met ernst op die saecke werde geleth, alsoo wij dagelijck horen van meerder verloop.
Van de lantgravinne6 willen eeny gewel hopen, alsoo een van de haere aen ons Neeff7 schrijft, dat, indien de Staten-Generael de hant haer in eenyge saecken willen bieden ende Vrancrijck wil continueren, de handelynge met den keyser8 soude werden affgesneden, maer den graeff van Solms-Swalbach9 op deselve tijt sijnde bij den biscop van Ments10 doet geloven alle sodanyge propositiën dienen om des te meer de conclusie te faciliteren.
De conynck van Denemarcken11 doet ons totnochtoe niet veel goets hopen tonende den keyser in allen deelen te willen behagen. Op de propositie van wegen desen Staet door Cracou12 aen sijne Majesteyt gedaen om te willen moyenneren den generalen ende niet de particuliere handelyngen ende versorgen behoorlijcke paspoorten voor de Geünieerde Provintiën mitsgaders de hant bieden, soo wanneer men tot tractaet comt, dat voor den palsgrave13 soude werden gesorcht, is bij hem geantwoort op het eerste, dat het te laet was nu daervan te spreecken, alsoo alreede met den keyser te verde was geangageert om de handelynge tusschen den keyser ende crone Sweden te moyenneren; op het tweede, dat hij most weten, wat tytelen ende qualiteyten bij desen Staet werden gepretendeert ende soo veel den pal[s]grave belanckt, dat de keure was gegaen, dat voor de reste men mocht sien, dat hij van sijne landen wederom mochte crijgen non contemnendam partem.
Den conynck van Polen14 schijnt in sijn voornemen van den tol noch te continueren, daerover den cheurvorst van Brandenburch15 nopende de Pelau ende Memmel met den geseyden conynck schrijft te wesen verdragen, contrari hetgene monsieur Pels16 weynych te voren ons door sijne brieven hadde doen hopen.
155
Tusschen Engelant ende Schotlant vreesen wij niet als alle quaet, niet wel middel sijnde, hoe den conynck17 hem behoudens sijne autoriteyt sal connen extriceren soo diep sijnde geëngageert om saecken, die int begin men hout, dat licht waren te accommoderen ende niet en importeerden in een lantoorloge te geraecken, daerbij den conynck niet en kan profiteren. De schult van alle dat werck wert geworpen op den aertsbiscop18, wiens credyt men meent groot peryckel loopt, alsoo de Engelsche selffs de Schotten voor een groot deel favoriseren. Indien nochtans den conynck tot bemiddelynge van dit onheil de hulpe van desen Staet dienstych ende aengenaem hout, gelijck veele groote den heer Joacchimi19 hebben te kennen gegeven, soo sal aenbiedynge daertoe werden gedaen.
Wat Strade20, die nu is verreyst ofte op sijn vertreck staet om eerstdaechs wederom te commen, daer sal brengen, wert soowel hier als daer gelijck reden is secreet gehouden, ende is den heer van Oosterwijck21 gelast om het subsidie daer te solliciteren.
De victorie bij de onse op de Dunkerckers becommen hoewel grooter is als wij van eersten hadden gemeent, hebbende de Spaense, soo seggen de Dunkerckse ende Vlaemse brieven, over de duysent mannen in dat gevecht verloren, soo laten wij niet groote schade sedert door eenygen viantse fregatten te hebben geleden, dewelcke een convoyer met 24 stucken, met een schip commende uyt Brasiliën, ende dertych doggers van de onse hebben genomen, hetwelcke Vlardyngen, Schiedam, Briel, Brouwerhaven ende Ziriczee smerten sal. Groote devoiren werden gedaen om de gedevaliseerde scepen ende andere in zee te brengen, waervan men hoopt dynxdach, uytelijck woensdach, thien off twaelffve wt sullen lopen, waerbij haer sullen vougen vier wt Zeelant, die alreede zee houden.
Een schip van het eylant St. Christoffel gecommen, alwaer het hadde gesproocken een barque van Farnambuq den 1 Iann. geseylt, refereert, dat alsdoen noch geen tijdynge was van de comste van de Spaense, hetgene niet vremt en is, alsoo de advisen van Lisbona ons seggen, dat de Spaense schepen den 1 Decemb. waren te Capo Verde, waer sij door de meenich(te v)an siecken staet maeckten te blijven tot den lesten van die maent. Over vierduysent man gelooft men sij niet hebben ingescheept, die wij sullen smelten. Dan segt men 16 scepen van nieuws bij de Spaense werden geëquipeert om secours te voeren. Mogelijck, dat men die wel elders sal hebben te gebruycken, indien de Franse armade, die men sterck maeckt 40 oorloochscepen, die custen souckt, ende doen de Fransen noch instantie, dat daerbij twintych ofte vijfthien van onse scepen werden gevoucht ende bescheyt op de memorie den heer Knuyt22 medegegeven werde gesonden.
Van groote preparatiën in dat rijck spreeckt den heer van Oosterwijck daerbij vougende, dat men hem wil doen geloven, dat den conynck23 drie legers desen somer tegens de verheerde Nederlanden brengen sal, een van 20 duisent te voet,
156
6000 paerden gecommandeert door monsieur de Milleraye24, daer den conynck ende cardinael25 haer ontrent souden houden; het tweede onder het commando van den heer van Chastillion26 sterck thien dusent te voet, 3000 paerden, ende het derde van 8000 te voet, 2000 paerden onder monsieur du Hallier27, die daermede in Luxenburch trecken soude. In somma veel volckx, maer totnochtoe op het pampier.Houtebeen28, niet wel tevreden, men soo flauwelijck tegens de contraventeurs van sijn commandement totnochtoe heeft geprocedeert, verlaet den dienst van de Westindische Compangie, ende, opdat bij vremde niet soude werden gebruyckt, heeft Oostindiën hem aengenomen met meenynge om daer sijnde hem te vertrouwen het commandement van een vlote. De vreese is, dat de Spaense in Capo Verde een fort bij Westindiën geleyt sullen vermeesteren.
Het credyt van den heer Knuyt wert bij occasie van sijn Franse reyse niet gesterckt, want behalven de rencontres, die hij over de memorie in questie heeft ontfangen, lijt hij oock aenstoot van andere canten ende namentlijck om discourssen bij hem te Paris, soo hem naergegeven wert, gehouden.
Lopes29 verhaele(n) eenyge onder andere, dat hij soude hebben geseyt twee millioenen guldens rijck te sijn, president te wesen van de Staten-Generael ende bij mijnheer den prins30 te vermogen sooveel als den heer cardinael bij den conynck. Alle hetwelck sijne Hoocheyt sijnde verhaelt heeft geantwoort op yder met een stille, lacchende contenantie: ‘non pas tant’, ende indien sijne Hoocheyt de opinie kan hebben die vaniteyten bij den gemelten heere logeren ende niet hem werden geleent, soo kan het niet wesen, off sijn credyt moet verswacken, want seer vremt van sijn Hoocheyts humeur is andere te laten geloven, hij met yemant gemeen maeckt sijne resolutiën ende aenslagen, die met veeler communicatie werden geformeert, niet door anderer autoriteyt maer eygen goetvinden. Somma: al leven wij onder geen conynck, soo hebben wij occasie om mede de cunstges van het hoff te leeren, die onder luyden, die geroupen sijn om de reliquiën van onse republiyck te regieren, niet als te veel in swanck gaen.
Wat Rotterdam heeft gedaen, hebbe ick noch niet vernomen, wensche uEd. te connen dienen.
Bedancke uEd. over de liberale communicatiën daerin ick uEd. bidde te continueren.
Desen 7 Martii 1639.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot raedt ende ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 7 Martii 1639 N. Reigersberg.