Mijnheer,
U.Ex.cie aengenaeme van p.mo octob.2 hebbe ontfangen en bedancke vor de goede communicacie, daerentegens ick van hier niet anders kan schrijven, alsdat ick vandaege brieven uyt den rijxdagh van Warschauw, daer nogh niet en is vorgeloopen, en dat men meynt ten aensien van sooveel wederweerdige obstaculen, dat sulckx well mochte tot op eenen andern rijxdagh uytgestelt ofte weder an commissariën geremoyeert worden.
Dor eenen gestante van prins Casamir3 concedert den coning van Vranrijck4 an sijne may. van Polen5 de relaxacie behaudens dat den comnig met de stenden van Polse rijck sattisfaccie geven tegens Vranckrijck niet te attenteren. Sijne may.tt heft sulckx in den senaet geproponeert, contentement ontfangen daervan niet naervolgende de condiciën. Hoogh en leegh parlement imputteren alle onheylen de stadt Dansick. Maer niemand en wilt tot orloghe raeden; daer gebrekt gelt aen alle sijden, ten waere sulckx crachtiger resoluciën sauden genommen worden uyt Deuytsland, datter aparencie is van vredenstractaeten.
Den Turck6 wend sijne macht tegens den prins van Transilvaniën7 en de Tartaren renouveren haer mede. In Lijfflandt still, tegens de stadt Toren is men qualijck tevreden als hun wederstellende tegens de processie vant lichaem Christi.
In Holstein waer men den ambassadeur van Persia8 gerne quyt is, siet den vorst9 nu dat bedrogen is.
Hiermede blijve, mijnheer,
U. Ex. dw. d.r
P. Pels.
3 October 1639 Dansick.
644
Adres: A monsieur monsieur Hugo de Groot, Ambassadeur de sa may.té et couronne de Swede résident à Paris.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 29 dec.
In dorso: 3 oct. 1639 Pels.