Mijnheer,
Over 8 daegen hebbe uEx.cie lest geschreven2 daernaer ontfangen uEx. aengenaeme sonder dattum3. Bedancke vort advis.
De detenue ofte arrest van den churpalsgraff4 is een ongeluckigh teecken; wat op den rijxdagh, die dor confusie onvruchtbaer geschayden, daervan weet ick, dat den heer Jaski5 met desen inleggenden6 uE. bericht doet. Tis sijn schoonbroeder7, daermede ick ooc correspondere, daerbij ick voege, niettegenstaende dat sulckx alsoo geschiet is, soo worde vertrauwelijck bericht, dat sijne may.tt8 an dese Spiringen9 seer favorabell geschreven niet te wanhopen, dat hem alles well schicken sall met aparencie int korte nogh eenen anderen rijxdagh uytgeschreven sall worden.
Den coning van Dennemarcken10 was tot Coppenhagen indispos en de amb.rs van H.H.M.11 wachten tot Gluckstatt.
Mijnen sohn12 blijft uE. als eenen trauwen diener gerecommandeert.
De doot van Muller13 beclage ick seer.
Den cantzelier14 was op sijne goederen in Sweden. Ick verwachtte alle daege van hem brieven. Den affgesondenen15 is te spade op den rijxdagh gekommen.
Ick blijve, mijnheer,
uEx.cie diener
Paulus Pels.
Adres (met andere hand): Mijnheer Mijnheer Hugo de Groot (Amb.r ord.). afgescheurd.
767
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Oct.
En in dorso: 24 Nov. 1639 Pels.