eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    304

    6804. 1644 april 9. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De theologische questiën alhier slapen noch niet. Doctor Arnaud laet zich noch niet vinden,2 ende de Sorbonne heeft noch haer advys over zijne zaecke niet gegeven op het verzoeck van de coninginne. De jesuïten beclagen haer zeer over een arrest tegen haer gegeven bij het parlement van Renes.3 Van de handeling met den hertogh van Lorraine werdt verscheidentlijck gesproocken.4 Eenige zeggen het accord met Vrancrijck gesloten te zijn; dat hij zijn volck, die voor Falkestein5 ende aen de Rijncant waeren, vandaer heeft ontboden nae de Moselcant ende dezelve - dat is die willen - zal overgeven aen Vrancrijck, oock La Motte,6 ende dat alle andere steden ende forten die nu in handen zijn van Vrancrijck daerin zullen blijven tot de generale vrede; dat hij middelertijd zal genieten het incomen van zijne landen. Andere zeggen dat hij ten zelven tijde als hij met de Fransoisen handelde, had een‹ig›e genoemt Ville te Bruissel,7 gedenckende oock dat hij voordezen gezegt heeft driemael bedrogen te zijn bij Vrancrijck ende haer maer eens bedrogen te hebben, dat hij daerom noch twee reisen goed heeft. Daer zijn daer oock die vresen zoo hij [in] Vrancrijck comt, dat hij eenige factie zoude mogen aenrechten met het huis van Guize ende haere verwanten, waeronder is den hertogh van Vendosme.8 Die van het Paltzische huis wenschen dit accommodement niet, hebbende gehoopt dat haere zaecke gelijckelijck met de Lorrainsche te Munster ende Osnabrug zoude werden gehandelt.9

    305

    De trouppes beginnen te gaen nae de frontieren ende zullen haer in 't velt begeven zoo ras als daer voeder zal zijn voor de paerden, 'twelck men verhoopt te zullen zijn in 't beginsel van Mei. Den hertogh van Orleans hoopt te hebben vierentwintichduizent te voet, zevenduizent te paerd ende dreigt Sint Omer ofte Camerijck.10 Den hertogh van Anguien zal mede een groot leger hebben tot defensie van Picardië. Twee vliegende legers zullen gecommandeert werden bij Villeroi ende Gassion.11 Den marescal de Turaine, hebben[de] drie regimenten te paerd gelaeten in Lorraine, is voorts met vier ofte vijf stucken geschuts getrocken in 't graefschap van Bourgogne12 om eenige cleine, onvaste steden te vermeesteren ende zijn volck daer te verfrischen. Achtienhondert paerden, hier zeer duir gecocht, zijn tot zijne verstercking gezonden ende zes paerden met gelt geladen gecomen tot Basel.13 Binnen Uberlingen is door schepen wat provisie van speck ende caes ingebracht,14 't verleng van haere miserie.

    In Italië hapert de vrede op de qualiteiten, alzoo die van de ligue zeggen geen oorlogh aengenomen te hebben tegen de Apostolische Stoel.15 Die van Venetië hebben het casteel Francolin;16 lichten veel volcx in de Grisons, in Switserlant ende bij Constance. De Barbaryns17 ter andere zijde hebben patenten gegeven voor tweehondert capitainen ende wapenen ende amunitie gecocht tot vijftichduizent croonen. Prince Thomas hadde gemeent eenige conquesten te doen in het Milanees,18 ziende veele plaetzen quaelijck

    306

    verzien door gebreck van gelt, maer daerop is eenige ordre gestelt bij de Spaensche met 150 duizent croonen gezonden uit Naples ende belofte van vijfhondertduizent croonen uit Spaignie ende een millioen gouds uit Napels ende Siciliën, te betaelen op zeeckere termen. Daerenboven heeft de stadt van Milan eenigh gelt verschoten, waerdoor den gouverneur van Milan zich zoo versterckt vindt dat hij eerst hoopt in 't velt te zijn ende Asti ofte Nizza aen te tasten; heeft oock Sandoval gedemanteleert19 ende 't garnisoen van Vercelle versterckt. In Catalagne bereiden haer de Spaignaerden om Flix te belegeren, die van Barcelone om eenige andere plaetze te attaqueren,20 dewelcken wel zouden connen goed succes hebben, indien het waer is dat men hier uitgeeft, dat den coninck van Portugal met een groot leger is ingevallen in Castille.21

    Brieven uit Francfort zeggen ons dat Haezfeld zoude met eenigh renfort uit Beieren gaen tot hulpe van den coning van Denemarck, hoewel andere schrijven dat den hertogh van Beieren zulcx zoude hebben geëxcuseert, gelijck den keizer hulpe aen den churfurst van Colen,22 waertoe hij verzocht was. In alles23 hoopen de keisersche en de catholycken te hebben dit jaer drie groote legers onder Gallas, Haezfeld, Mercy; drie minder onder Goetz, Lamboi, Jan de Waert.24 Den keizer heeft een manifest uitgegeven tegen Ragosky,25 de Saxensche meende Leipsich de vivres af te snijden,26 maer den tocht van de heer Conincxmarck zal de zaecken aldaer veranderen.27 Tubadel28 hoopt Falkestein te ontzetten. Eenige te Francfort meenen den keizer zijne commissarissen van Munster ende Osnabrug te huis zal roepen om de Fransoisen te betaelen voor dat zij anderen zoolang

    307

    hebben doen verbeiden,29 maer daer zijn advisen ter contraire dat den graef van Swartsenburg werdt gezonden in plaetze van den graef van Auersperg, die ander emploi crijgt.30

    Uit Engelant hooren wij dat de heeren die bij den coninck te Oxford zijn ende haerzelve den tytel geven van parlement die van het parlement tot Londen als rebellen hebben verclaert,31 zijnde bij haer genoemt geweest verbreeckers van de wetten, al olie in 't vier, de partijen noch zijnde overal zeer gelijck, hoeveel men zegt dat eenige provinciën haere gedeputeerden van Oxfort thuis roepen, dat Glocestre is ontzet32 ende dat de stadt Neucastel eindelijck zal moeten vallen in de Schottsche handen.33 Den eertsbisschop van Canturberg, naedat hij laest geweest zijnde voor het parlement wedergebracht waer nae de Tour, toonde een quade uitcomste van zijne zaecke34 te verwachten, hebbende gemerct de onstuimicheit van die luiden.

    De synode die tot Londen is, hadde brieven geschreven, gelijck nae veele andere quartieren,35 alzoo mede aen de gereformeerde kercken van Vrancrijck. Een van de predicanten van Charenton36 heeft den brief gesloten gebracht aen een van de secretaires d'estat van den coning volgens d'ordre die haer over eenigen tijd over uitheemsche brieven gegeven is. Den raed van den coning heeft den brief geopent, gelezen ende bij haer behouden. Men handelt noch met den hertogh van Bouillon over de wisseling voor Sedan,37 ende de zaecke van den hertogh van Espernon staet in poincte van accommoda-

    308

    tie.38 Hier zijn nieuwe ambassadeurs van Portugal ende Mantua.39

    De Fransoisen slaen voor om de vrede te maecken tusschen Swede ende Danemarck, dat men de twee casteelen van de Sond zoude stellen in handen van de Switsers, haere vrunden.40 De coninginne-regente van Vrancrijck heeft last gegeven om het kindt dat verwacht werdt van de coninginne van Polen41 op den doop te houden in haeren naem. 'tGunt gezegt werdt van den inval in Castille, daer en is niet anders van dan dat op de frontieren tusschen de Castillanen ende Portugezen eenige rencontres zijn geweest van geringe importantie. Men begint hier te geloven dat de Castillanen in Catelagne onder schijn van Flix te willen aentasten intentie hebben op Lerida.42 't Garnisoen van Orange zijnde vermeerdert, eenige stucken van het casteel op de vesten van de stadt gebracht, eenige poorten toegemuirt, schijnen teeckenen te zijn van eenigh mistrouwen.43

    9 April 1644.

     

    Mijn zoon Diderick44 op mijnen brief aen den churfurst van Beieren heeft oorlof gecregen om te vertrecken, betaelende rantzoen.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 9 April 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 12/22 april 1644).
    2 - Het debat over de memorie De la fréquente communion van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld. Terwijl de hoofdpersoon zich bij vrienden schuilhield (no. 6781), zetten de verdedigers van ‘les libertés de l'Eglise gallicane’ (het Parlement van Parijs en de rector van de universiteit) hun oppositie tegen de jezuïeten voort; vgl. no. 6803.
    3 - Misschien een uitspraak van het Parlement van Bretagne ten nadele van de privileges van de jezuïeten; vgl. Arrêts du Conseil du Roi; Règne de Louis XIV I, nos. 138, 171-172 en 251.
    4 - Louis Aubéry du Maurier en de Frans-Weimarse hoofdofficier Claude, graaf van Maugiron, moeten omstreeks deze tijd verslag hebben uitgebracht van hun bezoek aan hertog Karel IV van Lotharingen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 61). Een maand later toog de diplomaat Bernard du Plessis-Besançon met uitgebreidere instructies naar Worms (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 38-49).
    5 - De 40 garnizoenssoldaten van Haguenau lieten zich niet uit het kasteel Falkenstein jagen. De Spaanse gouverneur van Frankenthal had ten einde raad een beroep moeten doen op manschappen van hertog Karel IV (Gazette 1644, no. 34, dd. 9 april 1644).
    6 - Het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne).
    7 - De markies van Ville, agent van hertog Karel IV (Dictionnaire de la Noblesse 10(19), kol. 779-784), had in 1641 ook al toenadering tot het Spaanse bewind in Brussel gezocht: ‘Le duc de Lorraine, offusqué du mauvais traitement qu'on lui inflige en France, a fait présenter par le marquis de Ville de nouvelles propositions pour passer au service de l'Espagne’ (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 430).
    8 - Leden van het hertogelijke huis Lorraine-de Guise, onder wie Margaretha van Lotharingen, hertogin van Orléans; Henri II de Lorraine, hertog van Guise, en de thans voortvluchtige César de Bourbon, hertog van Vendôme, en diens echtgenote Françoise de Lorraine, hertogin van Mercoeur.
    9 - De Franse regering steunde het verlangen van Karl Ludwig van de Palts om de kwestie van de restitutie van de Palts op de agenda te plaatsen van de vredesconferenties te Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 221 n. E). Het Lotharingse vraagstuk beschouwde zij echter als een binnenlandse aangelegenheid waarover geen discussie met de keizer mogelijk was (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 88-97, p. 109-110 en p. 404).
    10 - Gewacht moest worden op de ondertekening van de volmachten aan de onderbevelhebbers van Gaston van Orléans. De brevetten voor maarschalk Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, en luitenant-generaal Josias Rantzau werden op 22 april uitgevaardigd (Lettres Mazarin I, p. 674). Alleen deze legeraanvoerders vertrokken naar Picardië; de hertog van Enghien (infra, n. 11) kreeg het bevel over het Franse leger in Champagne (in de brieftekst abusievelijk: ‘Picardië’).
    11 - Op dezelfde dag bekrachtigde staatssecretaris Michel Le Tellier de volmachten voor Louis II de Bourbon, hertog van Enghien (‘pour commander l'armée qui s'assemble en Champagne’), voor Nicolas de Neufville, markies, naderhand hertog van Villeroy (‘pour commander l'armée qui s'assemble en Xaintonge et Angoumois’) en voor maarschalk Jean, graaf van Gassion (‘pour commander l'armée qui s'assemble entre la Picardie et la Champagne’).
    12 - De Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, bracht in de Franche-Comté contributie bijeen voor de financiering van zijn campagne tegen het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy en Johan van Werth.
    13 - De betalingen aan het Frans-Weimarse leger verliepen over het kantoor van het bankiershuis Herwart te Bazel; vgl. Lettres Mazarin I, p. 569-570, p. 586 en p. 590.
    14 - Een schipper had wat proviand (spek, kaas en boter) binnen het omsingelde Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen gesmokkeld (Gazette 1644, no. 35, dd. 9 april 1644).
    15 - De Italiaanse vredesbemiddelaar kardinaal Alessandro Bichi had paus Urbanus VIII kunnen bewegen tot beëindiging van het conflict over de rechten op het hertogdom van Castro. Op 31 maart onderschreef kardinaal Gian Stefano Donghi, ‘plenipotentiario della Santità di nostro Signore papa Urbano VIII e della Santa Sede Apostolica’, de vredesverdragen met Odoardo Farnese, hertog van Parma, en diens bondgenoten Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane en Francesco I d'Este, hertog van Modena.
    16 - De Venetianen namen tijdens de slag bij Francolino gouverneur Marco Doria van het pauselijk garnizoen in het fort Pontelagoscuro gevangen; vgl. no. 6801.
    17 - Tot op het laatst deelden de pauselijke neven Francesco en Antonio Barberini aan hun manschappen nog marsorders uit.
    18 - Prins Tommaso Francesco van Savoye was op 13 maart uit Parijs vertrokken. Begin april trachtte hij het Frans-Savoyaardse leger weer op sterkte te brengen voor de voortzetting van de oorlog tegen Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan (Gazette 1644, no. 40, dd. 23 april 1644).
    19 - De Spanjaarden slechtten het fort van Porte di Sandoval (tegenw. Borgo Vercelli) om beter voorbereid te zijn op de verdediging van Vercelli (Gazette 1644, no. 35, dd. 9 april 1644, en Giovanni Antonio Magini, Italia (facsimile van de editie Bologna 1620), Amsterdam 1974, ‘Signoria di Vercelli’).
    20 - Flix (plaats ten westen van Tarragona). Voor de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, begon de strijd op het moment dat het leger van don Felipe de Silva de rivier de Cinca overstak (4 mei 1644) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 252-254).
    21 - De Gazette 1644, no. 35, dd. 9 april, maakte melding van een Portugese actie in de buurt van Arronches (ten noordwesten van Badajoz).
    22 - Keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen was een broer van de hertog van Beieren. Sinds kort had hij de beschikking over enkele regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 257-260).
    23 - Op het keizerlijk-Beiers krijgsberaad te Passau was het besluit gevallen om dit jaar zeven legers in het veld te brengen. Het bevel over de hoofdlegers viel toe aan Matthias, graaf Gallas (Habsburgse landen en Moravië), Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (ter ondersteuning van de koning van Denemarken) en François de Mercy (Zwaben en Beieren, tussen Rijn en Donau). De kleinere legers kregen de volgende bevelhebbers: Johann, graaf van Götz(en) (Silezië), Willem, baron van Lamboy (tussen Saar en Moezel), Gottfried Huyn, graaf van Geleen (Westfalen), en Johan van Werth (Zwaben en Beieren); zie no. 6706, en Urk. u. Act. I, p. 840-841.
    24 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth bracht een privébezoek aan Keulen. Op 8 juni moest hij zich weer bij zijn bevelhebber François de Mercy vervoegen (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 143-145).
    25 - In zijn Manifest van 17 februari 1644 had de Zevenburgse vorst György I Rákóczi de Hongaren opgeroepen om zich van de keizerlijke tirannie te bevrijden. Een week later beantwoordde keizer Ferdinand III dit Manifest met een tegenverklaring (Doc. Boh. VII, p. 77 no. 187 en p. 82-84 no. 198).
    26 - Later bleek dat keurvorst Johann Georg I van Saksen slechts de beschikking had over 3000 soldaten (Doc. Boh. VII, p. 104 no. 280).
    27 - De Zweedse generaal-majoor Axel Lillie (1603-1662), stadscommandant van Leipzig (SBL XXIII, p. 79-82), rekende op steun van het expeditieleger van zijn collega Hans Christoph, graaf van Königsmarck.
    28 - Georg Christoph von Taupadell (Taubadel) († 1647), ‘Weimars’ generaal-majoor in het Franse garnizoen te Breisach. Hij snelde niet naar de soldaten van Haguenau die het kasteel Falkenstein bezet hielden; supra, n. 5.
    29 - De keizerlijke gevolmachtigden Johan Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar vergaten hun grieven. Zij gaven acte de présence bij de plechtige entree van de Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, in Munster (17 maart).
    30 - Johann Adolf (1615-1683), graaf van Schwarzenberg, zoon van de Brandenburgse raad Adam van Schwarzenberg (Gschliesser, Der Reichshofrat, p. 243-244; Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 264, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 204), werd genoemd als opvolger van de keizerlijke gevolmachtigde Johann Weichard, graaf van Auersperg. De keizer zond echter zijn raad Johann Maximilian, graaf Lamberg, naar Osnabrück.
    31 - De ‘Lords and Commons of Parliament assembled at Oxford’ namen aanstoot aan het antwoord van het Londense Parlement ‘A Declaration of the Lords and Commons in Parliament, with the advice and concurrence of the Commissioners of Scotland, touching a treaty of peace’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 221-225, en CSP Ven. 1643-1647, p. 85).
    32 - Sir William Waller kwam het parlementsgezinde garnizoen van Gloucester te hulp (CSP Ven. 1643-1647, p. 78, p. 84 en p. 86).
    33 - Met 14000 Schotse infanteristen was generaal Alexander Leslie, graaf van Leven, de Tyne overgestoken. Het slechte weer hield de Schotten van een belegering van New-castle af (CSP Ven. 1643-1647, p. 83-87).
    34 - Het proces tegen William Laud, aartsbisschop van Canterbury; zie nos. 6712 en 6732; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 242, en het verslag van de zitting van 10/20 maart in Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5053.
    35 - De synode liet brieven uitgaan naar de protestantse gemeenten op het vasteland (CSP Ven. 1643-1647, p. 89). Afschriften van de ‘Literae a conventu theologorum in Anglia ad ecclesias reformatas’, dd. 19/29 januari 1644, werden op ruime schaal in de Republiek verspreid (Catalogue of the pamphlets ... collected by George Thomason I, p. 307; Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5044, en Knuttel, Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland II, p. 465).
    36 - In februari had de Engelse koninklijke ambassadeur lord George Goring een dienst in de kerk van Charenton bijgewoond. Waarschijnlijk maakte hij met zijn onverwachte kerkgang de predikanten achterdochtiger dan ooit (no. 6719-6720, en CSP Ven. 1643-1647, p. 86). Zie voor het verbod op het openen van ‘uitheemsche brieven’, no. 3209 (dl. VIII).
    37 - Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, besloot niet in te gaan op de voorstellen van de Franse regering inzake een schadevergoeding voor het verlies van het prinsdom Sedan. Op 22 maart week hij uit naar Zwitserland. Het nieuws van zijn vlucht werd pas in de tweede helft van april vrijgegeven (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 84; Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 171).
    38 - Bernard de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon, gouverneur van Guyenne, moest zich verantwoorden voor het bezoek dat hij aan zijn gouvernement bracht; zie nos. 6706 en 6720. In een schrijven van 14 april schonk kardinaal Jules Mazarin hem weer alle vertrouwen (Lettres Mazarin I, p. 661-664).
    39 - De intocht van de buitengewone Portugese ambassadeur Alvaro Pires de Castro, markies van Cascaes, en graaf Brembati, gezant van Karel II van Gonzaga, hertog van Mantua; zie nos. 6746 en 6770.
    40 - De regering in Parijs hechtte grote waarde aan een snelle beëindiging van het Zweeds-Deens conflict. Vooral de Zweedse opmars in de richting van de Sont beviel de Franse diplomaten slecht. Op 1 april schreef de gevolmachtigde Abel Servien aan kardinaal Jules Mazarin: ‘Mais oultre que cette entreprise donneroit une très grande jalousie à tous les voisins, qui ne vouldroient pour rien du monde, qu'un passage si important à la navigation de tout le septentrion fust entre les mains d'une nation belliqueuse et entreprenante comme la suédoise, il y auroit très grand subjet d'appréhender que, si leur armée s'estoit une fois embarquée pour passer la mer, elle ne pourroit de longtemps, et peult estre jamais, la repasser pour revenir en Allemagne. Sy l'on juge à propos de faire quelque instance sur ce subjet à l'Ambassadeur de Suède qui est à Paris comme nous ferons à ceux qui seront près de nous, je suplie très humblement Vostre Eminence que le résident [= Petter Spiering Silvercrona] qui m'en a donné l'advis ne soit point allégué’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 41-44).
    41 - Koningin Cecilia Renata (1611- † 24 maart 1644), dochter van keizer Ferdinand II, was in 1637 in het huwelijk getreden met koning Wladislas IV van Polen. Tijdens een van de jachtpartijen in de omgeving van Vilnius werd zij onwel (15 maart). Op 23 maart beviel zij van een reeds gestorven zoontje. De volgende dag verslechterde haar gezondheidstoestand zienderogen (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 168-171). Inmiddels had koningin Anna van Oostenrijk al haar instemming met het meterschap gegeven (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 55-56, p. 61-62 en p. 125).
    42 - Supra, n. 20 en 21.
    43 - In de Gazette 1644, no. 35, dd. 9 april 1644, kon men niet aangeven waarom het garnizoen van de stad Orange versterking kreeg.
    44 - Kort na het opstellen van deze brief ontving Grotius de heugelijke tijding dat hertog Maximiliaan I van Beieren de Frans-Weimarse officier Dirk de Groot in vrijheid had gesteld; vgl. nos. 6741 en 6742.