eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    354

    6833. 1644 april 25. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Novos motus parturire Galliam cum dolore intelligo,2 neque enim intus male constituta, accedentibus eiusmodi minis, efficaciter contra Hispanum agere poterit. De pace Monasteriensi spes longa, tot illic controversiae incidunt praeiudiciales3 antequam ad rem ipsam accedatur, ut nihil inde hac aestate nobis sit expectandum.4 Et iam praeter illud inter Suedos et Danos bellum exarsit et aliud a Raccotzio,5 quod et ipsum componi debebit, neque interea desinit toti christianismo minitari Turca. In Italia pacem iam coaluisse nuntiant recentes e Germania litterae, ut mihi quidem indicavit Vicquefortius.6

    Didericum ad vos venisse gaudeo;7 est enim inter primos qui captivitatem istam evasere, etsi non sine lytro. Velim scire quomodo se habeat eius centuria et ‹eam› ea occidione sit deleta an minus, tum etiam quem sibi exercitum delegerit in quo munus suum optionis sit exerciturus, et quibus conditionibus, et siquid de maiore filio8 intelligis qui nimis diu cunctatorem agit. Quantum praesidii in Petri causa9 allaturae sint tuae litterae proximus nos nuntius docebit; vivit sane adhuc Doubletius, sed sine spe longioris vitae.

    Ex Anglia nihil fere certi intelligimus, ita illic sunt homines, ut pro suo in hanc aut illam partem affectu sibi fingant somnia, et ita hic sunt animati,10 ut nihil quod votis suis adversum sit velint credere aut divulgare atque ita veritas aut amittitur aut supprimitur.

    Legi ea quae Latii scripto opposita transmisisti et risi.11 Vel ea sola hominis inscitiam produnt, sed vellem eius scriptum κατὰ πόδας12 ab aliquo refutari, non autem a te,

    355

    nam hoc et ille et Rivetus triumphant13 quod ad singula non respondes, cum ipsi nihil relinquant intactum. Velim scire quando tua in Vetus Testamentum sint proditura, multi enim videre desiderant.14

    Deus interea te, tuam, tuos diu nobis servet incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXV Aprilis 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 30 st.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Maii.

    En in dorso: 25 April 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 304. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6813, beantw. d. no. 6849.
    2 - Willem de Groot verbaasde zich over het schielijk vertrek van César de Bourbon, hertog van Vendôme, en Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, uit het koninkrijk.
    3 - Uit Munster en Osnabrück kwamen berichten dat de gevolmachtigden ter vredesconferentie elkaar de ‘eer en tytulen’ niet gunden.
    4 - De Staten-Generaal talmden. Na het vertrek van de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien kreeg het vraagstuk van de ‘Munstersche besendinge’ niet langer de hoogste prioriteit (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 175-176).
    5 - De Zweeds-Deense oorlog en de strijd die de Zevenburgse vorst György I Rákóczi aan de Hongaarse grens tegen de keizer leverde.
    6 - Joachim de Wicquefort, de Hessische resident in de Republiek. Hij stond in correspondentie met de Franse delegatie te Munster; vgl. nos. 6511 en 6551 (dl. XIV). In die kringen circuleerde al op 13 april het nieuws dat er op 31 maart te Ferrara een einde was gekomen aan de oorlog over de rechten op het hertogdom van Castro (Acta pacis Westphalicae; Diarium Chigi I, p. 211).
    7 - De terugkeer van de Frans-Weimarse officier Dirk de Groot naar het ouderlijk huis; zie nos. 6803 en 6813.
    8 - Cornelis de Groot was niet bepaald mededeelzaam over zijn belevenissen in Venetië.
    9 - De zieke mr. Philips Doubleth had te kennen gegeven dat hij het secretarisambt van Den Haag wilde neerleggen. Op dit bericht (no. 6809) nam Grotius de pen ter hand (no. 6827) om de Hollandse rekenmeester mr. Johan Basius te attenderen op de geschiktheid van zijn zoon Pieter voor deze functie.
    10 - In de Republiek dongen woordvoerders van het huis Stuart en verdedigers van de Engels-Schotse ‘solemn league and covenant’ om het hardst naar de publieke gunst.
    11 - De aantekeningen die zijn broer op de Responsio ad dissertationem secundam Hugonis Grotii, de origine gentium Americanarum van de geograaf Johan de Laet (BG no. 733 en BsG no. 214) had gemaakt, konden de goedkeuring van Willem de Groot wegdragen. Zijn reactie was thans opgewekter dan in het najaar van 1643, toen hij voor het eerst de Hugonis Grotii de origine gentium Americanarum dissertatio altera (BG no. 731) onder ogen kreeg; vgl. nos. 6524 en 6539 (dl. XIV).
    12 - ‘Woord voor woord’; zie § 21, van de constitutio ‘Tanta’, op 16 december 533 door keizer Justinianus afgekondigd om de Digesta in werking te laten treden.
    13 - De Haagse hofpredikant André Rivet verkeerde in de waan dat hij met zijn Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum, Leiden 1643 (BG no. 298 en BsG no. 319), zijn opponent voorgoed het zwijgen had opgelegd. Op dit moment wist hij niet dat Grotius op zijn besluit tot zwijgen was teruggekomen; zie no. 6827.
    14 - De Parijse uitgever Sébastien Cramoisy was begonnen met het zetten van de Indices op de Annotata ad Vetus Testamentum (BG no. 1137). In augustus legde hij de laatste hand aan het werk (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 264-265).