eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    66

    7099. 1644 oktober 17. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Libros quos per Vanderhogium misisti nondum accepi, alii duo iam compacti sunt;2 ego in iis distribuendis3 sequar mandata tua. De arca adhuc laboro, sed nihildum certi habeo.4 Petrus noster etiam[n]um in Selandia est,5 unde rediturum cras aut perendie puto. Rogo cogites annon ille aliqua in parte possit utilis esse Suediae, nam nisi hoc fiat, non video ullum ex liberis tuis fore qui fructum tuorum laborum possit metere. Senator Reigersbergius sperat se eum posse inducere ut praxi se serio applicet, sed ego, ut verum fatear, ea de re despero.6 Secretarii Amstelodamensis locum ipse sibi expetit et spes est impetrari posse,7 si qui nobis amici sunt et pro talibus se gerunt, in id allaborent. Ubi huc redierit, de tota hac re cum ipso et senatore agam; tu interea cogitata tua, si placet, in medium confer et delibera annon velis illi potestatem facere ad vos excurrendi, ut in vestra praesentia certi aliquid statuatur, et quoniam ipse proletarius familiae futurus videtur, annon aliqua ei matrimonia proponenda putes, ne iterum se alicubi intricet.

    Habemus hic8 professorem Gronovium,9 qui brevi nobis daturus est egregiam Livii

    67

    editionem cum notis et castigationibus suis.10 Is me omnia suo nomine officia deferre ad te iussit. De editione eorum quae reliquit Utenbogardus, serio cogitabitur. Vitam suam conscripsit ipse, in qua multa occurrent politica.11 Egi et cum amicis de omnibus eius operibus in unum volumen congerendis, sed dicunt illi aliqua esse quae his temporibus minus conveniant. De Diderico tuo si quid habes, fac quaeso me certiorem.12

    Gassionis progressui hic valde favetur.13 Princeps huc redit, sed multos in hibernis milites relinquit circa ea loca quae iam occupavit et exacte munivit.14 In Anglia res regis iam prosperiores nuntiantur.15 Faxit Deus ut et illic et alibi aliqua sopiendorum bellorum inveniatur ratio.

    De Spiringio bene iudicas.16 Cerizontem aliquid machinari puto,17 sed dummodo luminibus tuis non officiat,18 parum eius molitiones curo. Vidua cognati Albrantswartii heri filiam posthumam enixa est;19 ego futurum video ut ipsi non bene cum fratre20 et sororibus defuncti conveniat. De Salmasio quid futurum sit expectabo;21 certe adversus

    68

    Heinsium non est scripturus directe nec indirecte, nec ille vicissim adversus ipsum:22 hae pacis infidae leges sunt.

    Uxor mea, quae iam febre caret et meliuscule valere incipit,23 se tibi tuaeque quam officiosissime commendat. Vale, frater optime,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XVII Octobris 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 18 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 26 Oct.

    En in dorso: 17 Oct. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 327. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7080, beantw. d. no. 7114.
    2 - Een Haags boekbinder had de aan Willem de Groot en Gerardus Joannes Vossius toegedachte exemplaren van de Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), van een band voorzien.
    3 - De Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge zou zorg dragen voor de exemplaren die Grotius zijn zwager Nicolaes van Reigersberch en de Leidse hoogleraar Claude Saumaise wilde schenken. Later bleek dat de jongeman het transport van zijn koffers had toevertrouwd aan een vrachtvaarder; vgl. nos. 7157 en 7169.
    4 - De zoektocht naar de boekenkist waarin Grotius op 22 maart 1621 uit zijn Loevesteinse kerker was gedragen. Nog niet zo lang geleden had Willem de Groot uitvoerig met Jean de Sallengre († 27 maart 1646), de huidige bewoner van het huis van de graven van Hohenlohe te Delft (thans het Gemeenlandshuis), over de vermissing gesproken. Het raadsel was hiermee nog niet opgelost (no. 7055 (dl. XV)).
    5 - Pieter de Groot treurde over de dood van zijn verloofde Charlotte van Santen († 24 september 1644). Waarschijnlijk wilden Nicolaes van Reigersberch en een zoon van diens oudste broer Johan († 1632) - neef Pieter (1612-1661) of Johan (1613-1666) - hem wat afleiding bezorgen in Zeeland.
    6 - Vgl. no. 7065 (dl. XV). Op 17 september had Pieter de Groot de benoeming ontvangen tot advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie (Den Haag, ARA, V.O.C., inv. no. 102, fol. 11v en no. 148).
    7 - De stadsbestuurders van Amsterdam hadden Grotius' zoon enige hoop gegeven op het secretarisambt (no. 5845 (dl. XIII) en no. 6977 (dl. XV)).
    8 - In een brief aan de Parijse raadsheer Claude Sarrau schreef de Haagse hofpredikant André Rivet op 17 oktober 1644: ‘J'ay oublié à vous dire que Mons. Gronau est ici depuis quelques jours, logé chéz Graswinkel ... Il y porte l'Epistre dedicatoire de son Tite Live à Mons. d'Avau[x] qui l'a veu à Deventer. Les notes et preuves de ses corrections seront imprimées à part et feront un quatrieme volume. Mais le texte sortira des à present’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 413, p. 416 en p. 419).
    9 - Johannes Fredericus Gronovius (1611-1671), geboren te Hamburg als zoon van David Gronow en Margaretha Langermann, liet zich in 1631 inschrijven aan de universiteit van Altdorf. Op advies van Grotius trok hij in 1634 naar de Republiek. In het voorjaar van 1639 begon hij aan zijn ‘tour’. Na zijn terugkeer in de Republiek (1642) ontving hij een leeropdracht aan het Deventer Athenaeum. In 1658 nam Gronovius een benoeming in Leiden aan (Dibon-Waquet, Johannes Fredericus Gronovius, Genève 1984; NNBW I, kol. 989-992, en NDB VII, p. 127-128).
    10 - Titi Livii Historiarum libri ex recensione J.F. Gronovii, Leiden (Elzevier) 1645, 3 delen. In het vierde deel Ad T. Livii Patavini libros superstites notae; accessit Ismaelis Bullialdi epistola de solis defectu, cuius Livius lib. XXXVII meminit, verwerkte Johannes Fredericus Gronovius de aantekeningen die hij tijdens zijn ‘tour’ langs Italiaanse bibliotheken had gemaakt (A. Willems, Les Elzevier, p. 145, nos. 588 en 590, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 174 en p. 176).
    11 - Wtenbogaerts autobiografie Leven, kerckelijcke bedieninghe ende zedighe verantwoordingh .... Alles bij hem selven beschreven ... bevestight met verscheyden bewijsen, acten, ende munimenten, daer toe dienende, zou in 1645 het licht zien. Een jaar later verscheen diens Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken, in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien (BG no. 892).
    12 - De familie was nieuwsgierig naar de belevenissen van de Frans-Weimarse officier Dirk de Groot (no. 7079).
    13 - De Fransen hielden Frederik Hendrik volledig op de hoogte van de krijgsverrichtingen van maarschalk Jean, graaf van Gassion, in de omgeving van Saint-Omer en Mont-Cassel (Briefw. C. Huygens IV, p. 82 en p. 86, en Correspondance d'Estrades I, p. 204-210).
    14 - Op 12 oktober verlieten de meeste manschappen van het Staatse leger hun kwartieren in Assenede. 58 compagnieën bleven in Vlaanderen achter (Briefw. C. Huygens IV, p. 88 en p. 90).
    15 - Koning Karel I van Engeland had in de slag van Lostwithiel (2/12 september) zijn strijdvaardigheid getoond.
    16 - De boze uitvallen van Petter Spiring Silvercrona, Zweeds resident in Den Haag. Zijn optreden paste slecht in het beeld van de waardige en bedachtzame diplomaat (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 31-56).
    17 - Er werd in bepaalde Haagse kringen bijzonder welwillend gesproken over de missie van de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes naar Parijs; zie no. 6898, n. 15, en nos. 6943 en 6944 (dl. XV).
    18 - Vgl. Digesten, boek 8, 2, 2-4.
    19 - Lees: ‘filium posthumum’. Mechtelt van Zuylen van Nyevelt, in december 1643 gehuwd met Abraham de Bye van Albrantswaard, luitenant-kolonel van het regiment ‘vuurroers’, hield haar zoon Abraham op 18 oktober 1644 ten doop in de Grote Kerk van Den Haag (Den Haag, GA, DTB, doopboeken). Op 18 maart 1646 huwde zij Gerard van Reede, heer van Renswoude en Bornewal (Schutte, Repertorium I, p. 82).
    20 - Abraham de Bye sneuvelde in de nacht van 28/29 juli 1644 tijdens de bestorming van het fort Sint Pieter (ten zuidoosten van Sas van Gent). Een eveneens in het Staatse leger dienende broer zorgde voor het transport van het stoffelijk overschot naar Den Haag, ‘où il sera receu comme l'on peut croire par une vefue grosse d'enfant’ (Briefw. C. Huygens III, p. 459 en IV, p. 16-17 en p. 20). Zie voor de verwantschap, P.G.F. Vermast, ‘Eenige mededeelingen omtrent Delftsche de Bye's en hun magen’, in Ned. Leeuw 55(1937), kol. 186-192.
    21 - Begin oktober had de Parijse raadsheer Claude Sarrau al inzage gekregen in de ‘lettres de rappel’ van koning Lodewijk XIV aan de Leidse hoogleraar Claude Saumaise (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 402-403).
    22 - Een polemiek met Daniël Heinsius over het bestaan van een ‘lingua Hellenistica’ was uitgelopen op een academische vete. Op 9 februari 1644 verlangden de curatoren van de Leidse universiteit van hun hoogleraren Claude Saumaise en Daniël Heinsius de belofte ‘dat se voortaen malcanderen niet meer en sullen attacqueren met eenige geschriften ofte boucken, directelick noch indirectelick’ (Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit II, p. 284).
    23 - Alida Graswinckel herstelde van een mondholteontsteking (aphthae of aften).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]