eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7188. 1644 december 10. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De Hessische, zoo wij hier verstaen, zijn gezien bij Halberstad,2 de Haezfeldsche bij Coburg,3 de Beierschen bij de Necker ende Frankenlant ende hebben door Jan de Waert de Fransoisen, die over [den] Rijn getrocken waeren, belet Germesheim te nemen.4 Magalotti was door ordre van de marescal de Turenne gecomen tot bij Sarbruck, maer bij naerder ord[r]e weder teruggegetrocken. Men gaet voort met de bloquering van La Motte.5 Den keiser was noch te Lintz ende men meent den churfurst van Mentz door Frankenlant daernaetoe gaet,6 hebbende van den keiser eenig geld ontfangen ende vertroosting van de betaeling van het Spaensche pensioen.7 Den hertogh van Beieren had noch niet bij hem gecregen de lichtinge van Gil de Haes uit Italië.8 De Frankenlansche creitz9 zend haere

    221

    gedeputeerde nae Munster, ende door haer exempel oock andere. Den hertogh van Beieren geeft uit in 's keisers hoff10 dat hij verzocht is bij Vrancrijck tot particuliere handeling. Die van Vrancrijck zeggen ter contrarie dat zij bij hem verzocht zijn11 ende hebben een gedeputeerde van den hertogh van Beieren, die door Switzerlant nae Vrancrijck meende te comen, terugge doen gaen. Beck was weder van de Moselcant getrocken nae Lutsenburg.12 Eenige van de Lorrainsche waeren bij hem, eenige gegaen om winterquartieren te nemen in 't lant van Gulick.

    't Fort van Watten13 is ten naeste bij voltrocken met vijf bastions, grachten, palissade, contrescarpe, drie halve maenen, een kerck daerontrent gefortificeert, een redubte op 't canael. Galas schrijft zoo de Haezfeldschen14 haer haesten, dat hij de Sweden haest zal doen vertrecken ende de patrimon[i]ale landen van het huis van Oostenrijck buiten peryckel houden. Den keiser heeft aen de zijnen die tot Francfort zijn geschreven dat zij immers die vergadering bijeen zouden houden ende de absenten doen wedercomen. Men spreect oock alsnoch van een volle Rijcxdagh tot Regenspurg.15

    Tot Rome den haet tegen de Barbarins heeft veel volcx doen loopen om.16 De Fransche trouppes in Italië waeren ten deele bij Casal, op welcke plaetse den Spaignaerd17 een

    222

    aenslagh is gemist, ten deele bij Nizza,18 de Spaenschen ontrent Alexandrië. Te Napels wierd geld gezocht, maer quaelijck gevonden. Oock was te Milaen hoope van gelt uit Spaignie ende vijfduizent man te voet, achthondert te paerd. Op den prince Thomas schijnt de Fransoisen eenigh bedencken hebben,19 omdat hij hier te hove verwacht zijnde niet en comt ende eenige van zijne confidenten gezonden heeft nae Milan, Genua ende Alexandrië. Den cardinael Antonio20 end[e] den marquis de Saint-Chaumont21 beschuldigen malcander met schriften, daer den paus om lacht.

    Den grave van Harcourt is noch niet vertrocken nae Catelagne.22 Den marescal de La Motte-Odencourt doet de Catelans brieven schrijven in zijn faveur23 tegen de clachten die hier gedaen zijn bij de gedeputeerden van Catelagne. Den gouverneur van Balaguer werdt hier gevangen gebracht.24 Wij hooren dat don Philippe de Silve bij ordre van den coninck van Spaignie is gearresteert geweest ende gezonden nae Valledolid.25 Eenige hebben advysen dat de Spaignaerden Tanges in Roussillon26 hebben genomen ende de Fran-

    223

    soisen van Aigremont afgeslagen,27 oock dat eenige geruchten gaen alsoff de coninginne van Spaignie door vergift zoude zijn gestorven.28

    Een baron van Limoges is hier in de Bastille29 gestelt, omdat men meent dat hij eenige remuementen in Languedoc heeft verweckt. Sestien raedsheeren van Bourdeaux zijn om gelijcke oorzaecken verboden haere ampten te bedienen.30 Die van Zurich hebben hevige disputen tegen de Cleine Cantons om een zeeckere kerck,31 ende hebben driehondert ruiters op haere frontiere.

    Den coning van Engelant meent zich te stercken van volck tegen de voorzomer.32 Hier werdt gesproocken van eenige lichting die door oogluicking voor hem zoude geschieden in Normandië.33 Daer zijn gedeputeerden van het parlement nae den coning toe34 met conditiën tot de vrede die niet aennemelijck en zijn,35 alzoo zij den coning alle autoriteit benemen ende prins Robert met prince Maurits uitsluiten van alle deel in den Pals.36 't Volck van denzelve coning had het secours belet dat de parlamentarissen wilden

    224

    doen aen Basyn;37 stercken Marlebury in Wiltshire,38 belegeren Plimuth, maer van verre,39 vermeerderen het garnisoen tot Windsor,40 hebben de trouppes van de parlementarissen die naest waeren bij 's conincx leger, doen teruggetrecken nae Reading.41 Daerentegen hebben de parlamentarisse in 't lant van Jorck becomen Hermeslei ende belegert Scarbroug ende Knasbourg.42 Vijfhondert Ieren waeren in Schotlant geslagen.43 De declaratie die den churfurst te Londen heeft uitgegeven, smaect hier te hove niet.44

    10 Decembris 1644.

     

    Ick twijffele off het waer is dat men hier uitgeeft, dat de prins Rakoczy45 becomen heeft eenige trouppes van den Grooten Heer.46 Voorts dat veele protestante Ieren in Ier-

    225

    lant de partij van den coning zijn afgegaen,47 maer dat vijftienduizent catholycque Ieren48 in Schotlant zijn. Voorts dat de Fransoisen die in Italië zijn, meenen haer principael winterquartier te nemen in de Langues.49

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 8 st.

    In dorso schreef Reigersberch: (Br)oeder de Groot, den X Decemb. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7187.
    2 - De Hessische generaal-majoor Johann Geyso verscheen op 2 december in de kwartieren van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson (Gazette 1644, no. 153(2), dd. 31 december 1644).
    3 - Aankomst te Coburg op 19 november. De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen trokken over Bamberg naar Zwickau. Het was de bedoeling dat zij de weg langs de Elbe vrijmaakten voor de terugkeer van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, naar de Habsburgse landen (Gazette 1644, nos. 146 en 149, dd. 10 en 17 december 1644).
    4 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth dwong Rheinhold von Rosen, ‘Weimars’ bevelhebber in het leger van de burggraaf van Turenne, tot vertrek uit de omgeving van Gernsheim (Gazette 1644, nos. 147, 150 en 153, dd. 10, 17 en 24 december 1644).
    5 - De hervatting van de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (no. 7163). De lichtingen van de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, volgden de aanwijzigingen van maarschalk François de l'Hospital, graaf van Rosnay, sieur du Hallier (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 233 (5 december): ‘L'on me dit que le siége de la Motte estoit résolu et que les troupes marchoient sous le commandement du maréchal de l'Hospital’).
    6 - De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt zag bij nader inzien af van een bezoek aan de keizer. Zelfs in Aschaffenburg voelde hij zich niet meer veilig. In de tweede week van december vestigde hij zich in Frankfort (Doc. Boh. VII, p. 159-160 no. 469, en Gazette 1644, no. 154, dd. 31 december 1644).
    7 - Kort nadat de aartsbisschop zijn intrek had genomen in het huis van de Duitse Orde te Sachsenhausen (Frankfort), overhandigde een koerier hem een keizerlijk geschenk van 10000 rijksdaalders, alsmede de belofte van uitbetaling van de Spaanse pensioenen (Urk. u. Act. I, p. 864, en Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 490 en 528).
    8 - Zie nos. 7079 en 7094. Generaal-majoor Gilles de Haes had zijn Venetiaanse lichtingen beschikbaar gesteld voor dienst in het leger van hertog Maximiliaan I van Beieren (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148, en Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644).
    9 - De Frankische Kreits, in vergadering bijeen te Bamberg, aanvaardde op 8 november de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie (R. von Kietzell. ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 117-119, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 288-294 en p. 294-304 (ontwerp van de instructie voor de gevolmachtigden, dd. 19 november 1644)).
    10 - Hertog Maximiliaan I van Beieren had de missie naar het keizerlijke hof te Linz toevertrouwd aan zijn raadsheer dr. Johann Mändl (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 81-83 en p. 107-108).
    11 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien waarschuwde kardinaal Jules Mazarin voor het diplomatieke spel van de hertog van Beieren: ‘Sy j'ozois prendre la liberté de dire seul mon sentiment à Vostre Eminence sur le désir qu'a Monsieur le Duc de Bavières d'envoyer à la Cour un homme de sa part, je n'estimerois pas qu'il y eust beaucoup d'inconvénient de le luy permettre, pourveu qu'on donne advis de son arivée à l'Ambassadeur de Suède’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 681 en p. 708).
    12 - De Luxemburgse gouverneur Johan van Beck had het vertrouwen verloren in een gemeenschappelijke actie van hertog Karel IV van Lotharingen en de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, aan de Moezel en de Rijn.
    13 - De reconstructie van de vesting Watten aan de Aa tot een koninklijk fort met vijf bastions. De Picardische bevelhebbers Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, en maarschalk Jean, graaf van Gassion, hadden recruten uit de omgeving van Boulogne-sur-Mer ingeschakeld voor de voltooiing van de verdedigingswerken; zie no. 7027 (dl. XV), nos. 7070 en 7150.
    14 - Matthias, graaf Gallas, had zich lange tijd getroost met de gedachte dat de regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen hem zouden assisteren in de strijd tegen het leger van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson aan de Saale. In de derde week van november moest hij met een vlucht naar Maagdenburg zijn nederlaag in de uitputtingsoorlog erkennen (Doc. Boh. VII, p. 154-155 nos. 449 en 452 en p. 157 no. 459).
    15 - De leden van de ‘Fürstenrat’ op de Frankforter ‘Deputationstag’ toonden geen belangstelling voor een rijksdag te Regensburg. Zij waren de mening toegedaan dat het voorbeeld van de Frankische Kreits (supra, n. 9) navolging verdiende. Nog dezelfde maand beantwoordden ook de bisschoppen van Würzburg en Bamberg, alsmede het stadsbestuur van Neurenberg, de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 168; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 428-430).
    16 - Het Franse koninklijke wapenschild werd in de nacht van 25 op 26 oktober van het palazzo Barberini verwijderd (no. 7128). De Romeinen dreven de spot met de openbare vernedering van de neven van paus Urbanus VIII (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644; H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 37-40, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39).
    17 - De vestingstad Casale Monferrato, ten noorden van Alessandria. Ruiters van Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, trokken langs de Po naar de Lomellina.
    18 - De Frans-Savoyaards doorkruisten de vruchtbare dalen van de Langhe (streek ten zuiden van Nizza Monferrato) (Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644).
    19 - Prins Tommaso Francesco van Savoye was sinds de verlossing van zijn echtgenote Marie de Bourbon (1606-1692), gravin van Soissons, prinses van Carignano, uit Madrileense gevangenschap (nos. 6872, 7007 en 7020 (dl. XV)) minder geneigd de orders van Parijs te volgen. Kardinaal Jules Mazarin vreesde ontrouw en besprak de kwestie met de Savoyaardse abt Andrea Mondino di Mondevì (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 110-111).
    20 - Kardinaal Antonio Barberini verdedigde zich tegen de beschuldiging dat hij bij de laatste stemming in het conclave de Franse belangen uit het oog had verloren; vgl. ‘Risposta al Viglietto scritto dal Sig. Ambasciatore di Francia al Sig. Card. Antonio Barberino’, dd. 25 oktober 1644 (Stadtbibliothek Frankfurt am Main, Flugschriftensammlung ‘Discursus politici’, Frankfort 1930, p. 226).
    21 - De Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), had in Rome evenmin standvastig gehandeld. Op 18 november vernam de Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson het nieuws: ‘J'appris que le marquis de Saint-Chamond ... estoit révoqué avec injure pour ne s'estre pas bien gouverné en l'élection du pape’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 227-230; Lettres Mazarin II, p. 98-105; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 151-152, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39).
    22 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, zou in Catalonië de waardigheden en taken overnemen van de in ongenade gevallen Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld.
    23 - De graaf van La Mothe-Houdancourt werkte aan een weerlegging van de beschuldigingen die de Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar tegen hem hadden ingebracht (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 266-269, p. 291-294 en p. 658-660, en Défenses de Messire Philippes de La Mothe-Houdancourt: Factum I-V, ed. H. de La Mothe-Houdancourt, Parijs 1649).
    24 - Spaanse troepen onder bevel van Andrea Cantelmo stonden op 29 september voor de stad Balaguer (ten noordoosten van Lérida). Het Franse garnizoen gaf zich zonder slag of stoot over (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263).
    25 - Don Felipe de Silva (1589-† 1645 te Zaragoza), Spaans bevelhebber van Portugese afkomst, had op 30 juli 1644 de capitulatie van het Franse bolwerk Lérida in ontvangst genomen. In augustus moest hij het bevel over het koninklijke leger in Catalonië overdragen aan Andrea Cantelmo (ca. 1598-1645). Hij bleef echter in koninklijke gratie (Diccionario de Historia de España III, p. 666-667).
    26 - ‘Tanges’: vermoedelijk wordt hier gedoeld op vijandelijkheden in de omgeving van Tremp en Talarn (ten zuidwesten van Seo de Urgel) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 290). De Gazette 1644, no. 150, dd. 17 december 1644, maakte melding van een aanslag op ‘la ville de Trein située sur les montagnes’.
    27 - De Fransen hadden het kasteel van (A)gramunt (ten noordoosten van Lérida) op 6 oktober moeten prijs geven aan de troepen van de Spaanse bevelhebber Andrea Cantelmo. Een tegenaanval mislukte (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263-264, p. 266 en p. 301-302).
    28 - Isabella (Elisabeth) de Bourbon (1602-† 6 oktober 1644), koningin van Spanje. De geruchtenstroom over de oorzaak van haar plotselinge overlijden kwam op gang na de herdenkingsdienst die op 5 december in de Notre-Dame te Parijs werd gehouden (Gazette 1644, no. 148, ‘extraordinaire’ dd. 16 december 1644: ‘Le service solemnel fait à Nostre-Dame pour la Reine d'Espagne’; Mémoires de madame de Motteville II, p. 121-125; Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 232-235, en Briefw. C. Huygens IV, p. 103).
    29 - Zie no. 6015 (dl. XIII). Kardinaal Jules Mazarin leverde met deze arrestatie het bewijs dat hij de sleutels van de Parijse kerkers stevig in handen had: ‘L'on avoit mis à la Bastille quelques prisonniers, entre autres deux espions de Francisco de Melos et le médecin de Madame de Chevreuse’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 234).
    30 - De schorsing volgde op een onreglementaire benoeming in het Parlement van Bordeaux. Op 6 december 1644 deed de ‘Conseil du Roi’ uitspraak in deze zaak: ‘Arrêt assignant personnellement au Conseil les Sieurs de Pontac et Daffis, présidents, et de Pontac, procureur général au parlement de Bordeaux, pour avoir rétabli dans ses fonctions de président le Sieur de La Lanne dont l'office avait été supprimé par l'édit de juin 1641; et les interdisant jusqu'à nouvel ordre’ (Arrêts du Conseil du Roi, Règne de Louis XIV I, p. 30 (299), p. 33 (323) en p. 35 (341)). Zie ook Lettres au chancelier Séguier I, p. 582, p. 662-665 en p. 678, en R. Boutruche, Bordeaux de 1453 à 1715, p. 320-323 en p. 331-333.
    31 - De protestantse ingezetenen van de Thurgau hadden op 29 augustus de eeuwenoude Adelheidskapel van Uttwil afgebroken. De abdis van Münsterlingen wilde de daders straffen, maar het kanton Zürich nam hen in bescherming (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1331 en p. 1337, en V 2 2, p. 1579-1583).
    32 - De koning besloot de winter door te brengen in Oxford. Zijn soldaten betrokken kwartieren in de omgeving van Marlborough (Wiltshire) en Wantage; zie no. 7174, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154-156.
    33 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland zocht vrijwilligers voor het betrekken van de koninklijke wacht op de eilanden Jersey en Guernsey (CSP Ven. 1643-1647, p. 154, p. 156, p. 158-159).
    34 - De ‘commissioners for peace’ ontvingen op 17/27 november een koninklijke vrijgeleide voor hun reis naar Oxford.
    35 - Koning Karel I nam ‘The humble desires and propositions for a safe and well-grounded peace, agreed upon by the mutual advice and consent of the Parliaments of both Kingdoms, united by Solemn League and Covenant, to be presented to his majesty’ op 24 november/4 december in ontvangst (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 307-309, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154-155 en p. 157-161).
    36 - Zie no. 7184. Het verzoek om 's konings medewerking aan de uitsluiting van de prinsen Rupert (Robert) en Moritz (Maurits) van de Paltsische erfenis in art. XXII van ‘The humble desires and propositions’: ‘That your majesty will give your royal assent to such ways and means as the parliaments of both kingdoms shall think fitting for the uniting of the Protestant princes; and for the entire restitution and re-establishment of Charles Lodovick, prince elector palatinate, his heirs and successors, to his electoral dignity, rights and dominions; provided that this extend not to prince Rupert or prince Maurice, or the children of either of them, who have been the instruments of so much bloodshed and mischief against both kingdoms’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 306.)
    37 - Het ontzet van het kasteel Basing (nabij Basingbroke). De koninklijken braken door de verdedigingslinies. Op 16/26 november gaf het Parlement aan Edward Montague, graaf van Manchester, opdracht om het leger van sir William Waller bijstand te verlenen. In de verwarring kwam de hulp te laat. Op 22 november/2 december was de strijd in het voordeel van koning Karel I beslist (CSP Ven. 1643-1647, p. 156-159; CSP Dom. 1644-1645, p. 128-129, p. 133, p. 135 en p. 139, en Briefw. C. Huygens IV, p. 100).
    38 - Marlborough; supra, n. 32.
    39 - Lord John Robartes reageerde alert op berichten over een aanslag van de koninklijken op de haven van Plymouth (CSP Ven. 1643-1647, p. 165-166).
    40 - Driehonderd parlementsgezinde soldaten uit Middlesex onderdrukten een opstand in het garnizoen van kolonel John Venn (1586-1650), gouverneur van Windsor Castle. Op 18/28 november stuurden zij de zeven aanstichters van de ongeregeldheden naar Londen (DNB LVIII, p. 209-210, en CSP Dom. 1644-1645, p. 124-128, p. 130 en p. 133-134).
    41 - De Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644, zag hierin een teken ‘que les Royalistes sont tousjours maistres de la campagne’.
    42 - De belegering van Scarborough en Knaresborough. De Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644, meldde de verovering van Helmsley Castle onder het Londense nieuws van 1 december: ‘Le 29, nouvelles vinrent ici que le chasteau de Helmesley dans la province d'York s'estoit rendu aux Parlementaires par composition, et que sa garnison avoit esté conduite jusqu'au chasteau de Scarbrough, qui est pareillement investi, et celui de Knarezboroug au mesme païs, assiégé’.
    43 - De Ierse soldaten vochten onder het vaandel van James Graham, markies van Montrose, luitenant-generaal van de koning in Schotland (infra, n. 48). Eind oktober stootten zij in de omgeving van Fyvie Castle (Aberdeenshire) op het leger van de ‘solemn league and covenant’ onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll (G. Donaldson, Scotland: James V to James VII, p. 333-334, en CSP Dom. 1644-1645, p. 129).
    44 - De Fransen wantrouwden de ‘Motives and reasons’ van de reis van prins Karl Ludwig van de Palts naar Londen (CSP Ven. 1643-1647, p. 148, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 557). In november verbraken zij de onderhandelingen met de Paltsische agent (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen over de toekomst van de Palts (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 583, p. 592 en p. 614).
    45 - De Gazette 1644, no. 146, dd. 10 december 1644, berichtte dat de keizerlijk-Zevenburgse vredesbesprekingen in Trnava (Tyrnau) stagneerden: ‘notamment depuis l'arrivée des troupes que le Grand Seigneur a envoyées au Prince Ragotsky’.
    46 - Troepen van sultan Ibrahim waren de Mur overgestoken en trachtten Stiermarken onder contributie te brengen (Gazette 1644, no. 144, dd. 3 december 1644). De Zevenburgse vorst György I Rákóczi trok inderdaad profijt van de verwarring in de keizerlijke gelederen. Eind november manifesteerde hij zich weer aan de Tisza (Theiss) (Doc. Boh. VII, p. 153 no. 445 en p. 158 no. 461).
    47 - Murrough O'Brien, graaf van Inchiquin, en sir Laurence Esmonde, garnizoenscommandant van Duncannon in het graafschap Wexford, hadden de samenwerking met de ‘confederation of Kilkenny’ verbroken. Sir Charles Coote en Barnaby O'Brien, graaf van Thomond, vroegen zich af of zij de koning nog langer moesten dienen (A new history of Ireland III, p. 308-309).
    48 - De Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644, vermeldde dit - waarschijnlijk overdreven - aantal van 15000 Ieren.
    49 - De Frans-Savoyaardse winterkwartieren in de Langhe; supra, n. 18.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]