eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    149

    3492. 1638 maart 14. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heere,

    Voorleden Sondach commende tot Rotterdam vont ick goet het werck bij de heeren burgemeesters te prepareren, die ick oock int bijsonder aensprack vertonende het gepasseerde ende wat ick van meenynge was vorder te doen, oordelende dienstych dat ick met diegene, daer ick wel van was beiegent ende goede opinie van hadde, in confidentie soude gaen. Niemant van alle vont vremt onse intentie, dan wiert in bedencken gegeven, oft niet raetsaem was, eer tot de insinuatie te commen, noch een preuve te nemen, off de burgemeesters op mijn simpele aenspraecke mijne lange poursuiten de vroegschap voren souden dragen, waerin geen difficulteyt vindende maende ick de heeren burgemeesters yder int bijsonder aen, dat sij des smaendaechs preparatoire, eer de vroetschap bijeen quam, vergaderende gesamentlijck gelieffden te considereren, wat haer beste dochte, alsoo onse resolutie was met de sachste middelen, gelijck wij altijt getoont hebben, tot ons recht te commen, ende mij haer meenynge te notificeren, tot welcke eynde ick soude ontrent thien uyre op het stathuys verschijnen ende hare Achtb. mijne presentie doen notificeren. Dat is soo geschiet, naerdat ick alvoren een notaris hadde opgesocht - alsoo twee difficulteyt hadden gemaeckt - die de insinuatie bereyt was te doen, die ick oock nevens mij op het stadtshuys hadde genomen, om soo sulkx best wiert geoordeelt de insinuatie te doen. De burgemeesters aengeseyt wesende, dat ick op het stathuys was, versochten, off ick in hare camer wilde commen, alwaer deselve met vier, vijff van de vroetschap, om over de pointen van beschrijvynge te delibereren, vergadert vindende dede ick een sommier verhael van mijn gedaen devoiren ende billijcke presentatiën gevende met eenen te verstaen daer gecommen te sijn om ernstych hare Achtb. intentie daerover te verstaen, waerop volchde dat de drie burgemeesters, Puyck2, Couwenhove 3, Sonnemans4 ende den pensionaris5, die mede present was, de hooffden te samen hebbende gebracht mij versochten, dat ick de heeren wilde schriftelijck mededeelen de presentatiën bij ons gedaen. Ende bij mij gevraecht sijnde, off sij wilden - want dat wiert dilucide niet oderscheyden - dat het wettelijck soude geschieden, gaff den pensionaris voor antwoorde genouch te sijn als het ware van mijn off een ander hant. D'expeditie door minnelijcke wegen ernstych wederom recommanderende seyde ick, dat hare Achtb. datelijck een copie soude doen behandygen ende, alsoo niet hadde ingestelt anders als hetgene uEd. mij voor eenyge tijt heeft toegesonden, den tijt oock te cort was om yet te concipieren, alsoo op hetselve point de vroetschap vergaderde, soo dede ick copie van uEd. geconcipieerde insinuatie door de camerbewaerder ingeven, mits deselve onder den notaris die mij buyten wachte berustede. Dat schrift ende hetgene ick hadde vertoont is in de vroetschap gebracht, alwaer daerover sijnde gedelibereert ende omvrage op gedaen waren acht stemmen van seventhienen,

    150

    meerder getal wasser niet present, van opinie men alles plat behoorde aff te slaen latende uEd. den wech van iustitie, indien meende uEd. pretensien waren gefundeert. De negen andere adviseerden, men andermael met de statsadvocaten door degene, die ter vergaderinge compareerden, soude doen adviseren om, dat advys gesien, nader te resolveren. Doch de vroetschap swack sijnde ende de presenten maer met een opinie discreperende wiert niet goet gevonden finalijck te concluderen, maer de deliberatie tot de naeste bijeencomste wt te stellen, welcke bijeencomste alsoo op mergen wesen sal; ende licht dese dilatoire lange soude duyren, alsoo niemant vlijtych is dit werck aen te drijven, indien ick daer niet importunelijck op vervolchde, soo is mijn voornemen desen naermiddach met Godes hulpen wederom naer Rotterdam te gaen om, is het mogelijck, te maecken, dat wij niet verder werden gesleept ofte de insinuatie wettelijck te doen exploiteren. Wat wtcomste wij hebben te verwachten, waer swaerlijck te conjectureren, maer dat met de advocaten andermael naer alle apparentie sal werden geconsulteert ende dat advis wel wtvallen sal, hebbe ick redenen te geloven, ende dat overmits onder de absenten ick het meerder getal kan reeckenen, die in billijckheyt sullen gaen. Den burgemeester Puyck heeft met ijver gegaen, seggende in de volle vergaderynge van de vroetschap, dat men uEd. doet cracht ende gewelt. Veele andere, ende meest al, die met de advocaten willen adviseren, sijn wel genegen, maer de grootheyt van de somme doet haer vreesen vele difficulteyten. Ick representere bij alle gelegentheyt, dat sij moeten considereren niet wat de stat soude geven, maer wat wt het contract ende indemniteyt schuldych is; dat wel overwegende sullen bevinden, weynych soude werden gegeven ende veel behouden. Hetwelcke eenyge wel begrijpen, maer andere wederom meenen veel daertegens valt te seggen ende dat uEd. de iustitie employerende soo tot sijn voornemen niet sal geraecken; ende op die difficulteyt, dat uEd. bij arrest off anders tegens de ingesetene niet sal connen procederen, steunen sij seer; welcke oock connende werden geremoveert, soo soude hetgene anders vele schijnt weynych hebben te beduyden in regard van uEd. pretensiën, die eenyge garen sagen dat in de beste forme goet conden werden gemaeckt. Van alle welcke discourssen ende consideratiën de sorge uEd. bevelende sal ick hetgene nu noch resteert volgens mijne ordre sien ten eynde te brengen, hetwelck ick wel hopen sulckx wtvallen sal, dat alle verdere becommerynge mogen cesseren, indien niet, dat uEd. geen middelen sullen ontbreecken om de onbescheydene te toonen, dat hare passiën sooseer tegens het profijt van de stat als alle redene hebben gestreden.

    Ick comme nu tot het publyck confirmerende vooreerst, dat het de palsgrave6 ernstych is een leger op de been te brengen, tot welcken eynde tweehondert duysent guldens, op het lant beleyt, bij sijne Altesse sijn affgelost, die op Hamburch, Emden ende Wesel souden werden geremittert, plaetsen, daer men voor sijn Hoocheyt volck meent aen te enmen, tot merckelijcke verswackynge, naer die des verstaen oordeelen, soo van de Sweetse, Hessische als Nederlantsche troupes. D'opinie is eenyge heeren in Engelant vrijwillyge contributie doen, ende dat nodych is, soude den palsgrave mede in de handelynge als die aengevangen wert, in consideratie commen, dat hij oock met een leger in het velt moet wesen. Van de Staten-Generael sijn bij sijn Altesse ter leen versocht vijff, seshondert musquetten, sevenhondert spysen met tweehondert vaten buspoeder. Dat leger soude

    151

    apart subsisteren sonder coniunctie van de troupes van de lantgravinne7, die tot noch toe met den keyser8 geseyt wert niet te hebben gesloten ende gemeent wert, dat niet sal connen sluyten.

    Het laet hem oock aensien dat desen staet vrouch in het velt sal willen commen.

    Den aenslach van den viant op Maestricht met intelligentie van eenyge burgers ende den gardiaen van de minnebroeders9 is bij deselve buyten tortuyre ende banden van ijsere bekent; den gardiaen eerst persisterende alleen in biechte daervan te hebben geweten, alsoff hij daermede meende te wesen geëxcuseert, heeft daernaer oock geconfesseert buyten biechte met seecker brouwer10, die den principalen beleyder was, daervan te hebben gesproocken ende geseyt, hij hoopte dat alles wel soude succederen. Het voornemen was te water te commen ende met scepen het volck te lossen door een boge van een steenen wal responderende in des brouwers huys, waertegens alreede ordre is om te voorsien.

    De differenten van de Westindische compangie sijn noch niet beslist. De Dunckerckers sijn wederom sterck in zee, doen groote schade, alsoo den admirael11 eynde vivres sijnde niet langer uyt heeft connen blijven. Vier wel gemonteerde scepen van Vlissyngen met stuckgouderen geladen sijn alreede genomen; groote vreese wasser voor de vlote van Nantes, maer wert geseyt behouden is gearriveert.

    Wat den viant voor mach hebben, kan men maer gissen, doch een equipagie tusschen dertych, veertych scepen, met vijff regimenten Engelsche, Scotten ende Ieren, die men gelooft acht off thien dagen geleden in zee sijn gelopen, geven opinie een notabel exploit op handen is. Eenyge willen seggen sij naer Portugael wilden, maer in Zeelant wiert gelooft, dat het op l'Isle de Rhe was aengesien, een plaetse bequamer als Dunkercke om de zee te infesteren ende gelegen om al het geboufte van Vranckerijck, Engelant, Scotlant ende dese landen tot een retraite te dienen. De clachten van de quade ordre in zee minderen niet, hoewel den admirael goet contentement geeft, maer de steden, die gestadych vergaderen sonder iet te resolveren, ende elck sooseer op haer particulier letten, dat het generael wert vergeten, dragen bij verstandygen de blasme.

    De excusen van de heer Bicker12 werden niet aengenomen doch is serieuselijck andermael versocht de Poolsche ambassade aen te nemen.

    Bannier13 seggen geruchten, dat wederom naer Slesien soude sijn ende Lantsberge heeft ingenomen.

    Dat den hartoch van Weymaren14 soo qualyck wert de hant geboden, connen verstandyge niet genouch verwonderen ende wert ons bij anderen hier wijs gemaeckt.

    In wat pointen Sweden ende Vranckerijck, Engelant ende Sweden staen sal ick garen hooren ende voorts, wat preparaten voor Duytslant ende elders daer worden gemaeckt.

    Desen 14 Martii, sondach voor den middach 1638.

    152

    De brieven, die onder Valerius15 couverte commen, hoewel mij tijdelijck toecommen, nochtans dewijle Valerius die met Cimons16 volck crijcht, om niet te veel obligatie aen hem te hebben, mach ick wel lijden, dat uEd. die wech oock gebruycke; immers soo den eenen als den anderen.

    Adres (met andere hand): Monsieur Monsieur Grotius.

    In dorso schreef Grotius: den 14 Martij 1638. N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M13g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 437; ged. bij Brandt-Cattenb., Leven II, p. 175. Antw. op no. 3484.
    2 - Nicolaes Cornelisz. Puyck.
    3 - Willem Allertsz. van Couwenhoven.
    4 - Pieter Sonmans.
    5 - Simon van Beaumont, pensionaris van Rotterdam.
    6 - Karl Ludwig van de Palts.
    7 - Amelia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin van Hessen-Kassel.
    8 - Ferdinand III.
    9 - Servatius Vinck. Hij werd op 7 juni 1638 te Maastricht onthoofd.
    10 - Jan Lansman.
    11 - Maerten Harpertsz. Tromp.
    12 - Andries Bicker.
    13 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    14 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    15 - Schuilnaam voor Ludwig Camerarius.
    16 - Codenaam voor Staten-Generaal.