eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3636. 1638 juni 19. Aan N. van Reigersberch en P. Spiring Silvercrona1.

    Mijn Heer,

    Also 's keysers2 volck door 't Kintsigerdael haer terugge begeven hadden van den Donau nae den Rijn, is hertogh Bernhard3 met sijn volck haer gevolcht door een andre wecht ende den vijandt, gelogeert sijnde bij Offenburg met intentie Brisac te secoureren, heeft sich Sijne Fürstelicke Gen. gestelt bij Friburg ende bij Nieuburgh hebbende ooc aldaer een schipbrug over den Reyn geslagen ende soekende alle toevoer nae Brisac te beletten, alwaer onlanckx eenige wagens sijn inge-

    392

    bracht met boter, met speck ende andere eetwaeren, die van Basel nae Straesburgh quamen, met collusie, soo men meent, van diegeene, die het convoy deden. Ende opdat Straesburg door particulier proffijt geen toevoer en soude doen aen den vijandt, so hebben den gouverneur4 ende commissaris5 te Benfeld aen de stadt geschreven, dat sij deselve sullen vijantlijck tracteren, so sulcx geschiet. Gelijcke brieven hoopen wij, dat uyt Vranckrijck sullen werden geschreven om gelijckheit te houden met den vijandt, die met scharpe briven d'Switsers heeft gedrijght, so sij eenige toevoer doen aen den hertog van Wymaer.

    Denselve hertogh solliciteert hier om meer volckx, gelt ende vivres om Brisac nader te persen, maer de questi is, wie het daernaer hebbe, soude.

    Den mareschal de Chastillon6 gaet voort in het belegh van S.t Omer met seve forten, waeraen seven dusent man arbeyden, ende heeft boven de plaetsen voor desen genoemt7 bekomen Renty ende d'abdye van Waerte, oock eenen jesuyt8, die van Brusel quam gesonden om order te brengen tot het secours van S.t Omer, waervan hij de middelen aen monsieur du Halier9, dien hij meenden een Spaensch dinaer te sijn, heeft onderlet (?) ende is gebracht hier te Paris.

    In Italiën is den vijandt sterck bij de 14 dusent man te voet, vijf off ses dusent te paert; belegert Vercelles.

    De dochters van den gewesen hertogh van Mantua10 hebben mainlevée vercregen van de Neversche goederen in Vranckrijck gelegen, om door die middel de weduwe-moeder11 van den jongen hertogh12, die tot de vrede met Spagnië wat te veel genegen is, in den toom te houden.

    Den hertoch de la Force13 meent haest te hebben veertien dusent man ende met deselve Castelet weder te bekomen, daer naer vorder te gaen.

    Den hertogh van Longeville14 heeft in Franche Comté Chausin bekomen, gaet voort nae Salines toe. Sijn leger is wel het naeste om den hertogh Wymaer te stercken.

    Den paus15 werdt gehouden niet langh te sullen leven. Nae sijn overleyden sal den coninck van Spaignië16 seer arbeyden om een paus te crijgen nae sijn humeur, 'twelck wel oorsaeck soude konnen sijn van eenige genereuse resolutie in Vranckrijck.

    Ick blijve, mijn heer,

    UE. dienaer.

    Den 19 Juny 1638.

    393

    Naedat ick dit had geschreven, verstaen ick, dat de hertogh van Longeville, laetende Salines vaeren, gaet nae Brisac ende sal aldaer commenderen met gelijcke macht als den hertogh van Wymaer over 10000 te voet ende twee duisent te paert. Den prins van Condé17 doet noch niet, Den hertogh van Espernon18 is belast te blijven op een landhuys.

    Met de hand van Grotius in margine:

    Meer hebben wij nu niet, recommanderen uE. de sorge over onse soon19, die daer is, ende de saecke met Caesar20.

    Den hertogh van Lotharingen21 heeft eenige cleine plaetsen becomen by Langres. Tegen hem gaet den vicomte den Turaine22.

    In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 19 Iuny 1638 wt Paris.

    Notes



    1 - Copie Amsterdam, UB., coll. RK., R 8k. Grotius heeft eigenhandig enige correcties aangebracht. De brief was wellicht mede voor Petter Spiring Silvercrona bestemd: vgl. hierover no. 3621, p. 361, dorsale notitie.
    2 - Ferdinand III.
    3 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    4 - Arendt von Quernheim. Deze brief dd. 18 mei 1638, staat afgedrukt in de Gazette de France dd. 7 juli 1638 no. 82 p. 329.
    5 - Friedrich Richard Mockhel.
    6 - Gaspard de Coligny, maarschalk van Châtillon.
    7 - Zie no. 3621, p. 360.
    8 - Zie no. 3628, p. 375.
    9 - François de l'Hospital, sieur du Hallier.
    10 - Maria Luisa en Anna Gonzaga, dochters van Carlo I Gonzaga, hertog van Mantua.
    11 - Maria Gonzaga, hertogin van Mantua.
    12 - Carlo III Gonzaga, hertog van Mantua.
    13 - Jacques Nompar de Caumont, hertog van La Force.
    14 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville.
    15 - Urbanus VIII.
    16 - Philips IV van Spanje.
    17 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    18 - Jean-Louis de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon.
    19 - Pieter de Groot.
    20 - Codenaam voor Rotterdam; het betreft de namens Grotius ondernomen pogingen diens achterstallige salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.
    21 - Karel IV, hertog van Lotharingen.
    22 - Henri de la Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne.