Mijnheer,
U. Ex.ce hebbe ick over 14 daegen geschreven2. Ick ben van den deputacie dagh van Warschauw sedert weder in Dansick theuys kommen. De congressen sijn daer onvruchtbaer geschayden en oneenigh van malcanderen vertrocken.
De Polse commissaeriën quitteren den toll met den naem van zeetoelage, alsoo sij sien, dat alle pottentaeten hun daerover beswaeren en maacken haer prettense vast aen de toelaage, die de stadt toecompt ome daerdor inne te voeren wat se dor den toll ofte zeetoelage niet en hebben konnen effectueren en dat is het
652
punct, daer den staet en liberteyt van de stadt aen dependeeren de statt sulckx nemende en den coninck3 sulckx sesmael soo hoogh ontfangende gelijck de exempelen der Spiringen4 daervan geteuygen. Soo is de stadt geruineert en vor de geïnteresseerde, insunderheyt de croon Sweden, thienmael erger als de eerste instancie van toll ofte zeetoelage gelijck ick sulckx aen sijn Ex.cie de heer rijxcantz.er5 oock schrijve ende meteenen advertiere, ofte het niet well en saude à propos kommen, int lossen, van prins Casamirus6 in Vranckrijck hierover te vermanen. Het schijnt, dat de S.rie van Venecia hierover haer interponeren sall, welck ick an sijn Ex.ce oock adverteere u.E. geschreven te hebben.Wat nu de particuliere Polse Spiringen aengaet, die sijn seer affgeslagen blijvende beuyten dienst soo sijn se geruineerde lieden, daervor is groote aparencie, want Polse heeren geteuygen selve, datt men dieven gebreuyckt ome daernaer weder an de galge te hangen.
Hier compt vliegende tijdinge, dat den grootvorst van den Moscaviten7 saude overleden sijn en dat prins Casamirus van Polen daertoe verkosen is ofte verkosen saude worden.
Wat in Vranckrijck passeert, sall mij aengenaem sijn te vernemen en soo mijnen sohn8 U.Ex.cie well dient, sulckx sall mij ten hoogsten verheugen.
Ick recommandere mij in U. Ex.ce goede gracie, Verblijve, mijnheer,
U. Ex.ce dienstwilgen diener
Paulus Pels.
P.S. Compt tijdinge, datt men op de Spiringen tot Coninxberg inquireert; daer is eenen creuycs naer der Memell gevangen gebracht.
28 octob. 1638 Dansick.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 15 dec.