eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5276. 1641 juli [13]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Den elfden Iunii had den coning brieven2 geschreven aen de gouverneurs van de provinciën, daerin verhaelende eerst verscheide desseings van den hertogh van Valette ende van Subize,3 daernae van den grave van Soissons ende de hertogen van Bouillon ende de Guise om sijne onderzaeten, oock zijne broeder,4 tegen sijne Majesteit op te maecken ende haere handelingen met Spaignië.5 Hierop is gevolght dat den cancellier van Vrancrijck6 verscheiden maelen is geweest in 't parlement van Parijs met last om de hertogen van Guise ende Bouillon - zonder aldaer van den grave van Soissons te spreecken - te doen in rechte trecken als criminels de lèse-majesté, waerop het parlement nae lange conferentie tegen de twee hertogen niet en heeft gedecreteert, maer alle onderzaeten van den coning verboden de partij van dezelve hertogen aen te nemen op straffe van verclaert te werden verstoorders van de gemeene rust, criminels de lèse-majesté, verraders van haeren coning, verlaeters van haer vaderlant. Als dit arrest gepubliceert wierd, toonde de gemeente alhier groote onlust hoopende door die princen verlicht te werden van dit oorlogh ende veele nieuwe lasten. Dit is geschiet den vijfden Iulii. Den sesten ontrent den avont is gevochten tuschen den princen, die zoo van haerzelve als van Lamboi7 hadden ontrent veertienduizent man ende daeronder een goede ruiterie ende den marescal de Chastillon,8 die voor die tijd quaelijck had sesduizent man door het weifelen van den hertogh van Lorraine ende door de traege ordre in het toezenden van de andere trouppes die hem belooft waeren. De slagh heeft geduirt drie vierendeel uirs ende was in het beginzel favorabel aen den marescal de Chastillon, zoodat zijn volck voorbij den princen canon zijnde getreden, de twee bataillons die dezelve bewaerden terugge hadden gedreven, oock de anderen die tot secours quamen, waeronder was de compaignie de guardes van den grave van Soissons, ende hadde die doen wijcken tot op den adel die bij den grave van Soissons. Maer daernae is gebeurt

    401

    dat des conincx ruiterie gemengt uit Fransoisen ende Duitschen, waervan d'eene de schuldt op den andere werpt, in eenige desordre raeckende terugge is geweecken op het voetvolck van den coning ende de desordre daeronder heeft gebracht ende zeer haest oock de vlucht, waerdoor de ruiterie haer meest heeft gesalveert nae Retel geschut, bagagie verloren hebbende, maer het voetvolck is quaelijck getracteert: duizent zegt men gebleven, twaelffhondert gevangen; anderen zeggen meer. Den marescal de Chastillon zich tot het laetste wel gedraegen hebbende is eintelijck genoodzaect geweest zich mede nae Retel te retireren.

    Deze tijdinge, hoewel het voordeel van Spaegnië niet weinigh daermede was gemengt, heeft de gemeente alhier verblijdt. Maer haere blijdschap is zeer ternedergeslagen door het stercke geruchte dat hier loopt, geauthorizeert, zoo men zegt, door brieven van den hertogh van Bouillon, van de doot van den grave van Soissons als gebleven in dezelve slagh, waermede die nieuwe partij haere principale glants ende steunsel zoude hebben verloren ende zoo den cardinael als den prince van Condé verlost van een aenzienlijcke vijant. Den hertogh van Lorraine had hem noch niet gevougt bij de princen, oock geen contentement gegeven aen den coning, maer ter contrarie groote ombrage.

    Den marquis de Breszé9 is noch niet vertrocken nae Rochelle noch den marescal zijn vader10 nae Catelagne, alwaer Taragona noch blijft belegert. Den prince van Condé heeft het casteel van Elne becomen voor het afzenden van het groote secours nae Catelagne, hebbende in het Roussillon niet meer gehouden als vierduizent man, niet bastant om groote progressen te doen. S.t Preuil,11 gouverneur van Atrecht, heeft nae Pont d'Avantin oock het fort van Erville bekomen.

    Madera is aen de zijde van den nieuwen coning van Portugal, Tercera mede, uitgenomen een casteel waervan het garnisoen hout de zijde van Castille.

    De heer Fertimbaut,12 ambassadeur van Vrancrijck, is nu in Engelant ende zal daer arbeiden om goede intelligentie te bouwen tuschen de twee croonen.

    Voor Aire gaen de zaecken voort, maer zeer langzaem. Op eenige plaetzen is men aen de gracht gecomen, op anderen aen de buitenwercken. Hier loopt een onzeecker gerucht dat den vijant eenigh volck zoude hebben doen passeren binnen Aire.

    Den graef van Harcourt13 hout zich bij den Tanaro om den prince Thomas op te houden, ten einde hij niet en ontzette Mondevis ende Conis belegert bij den marquis de Ville14 met 7000 man, zoo men zegt.

    Den 6 [sic] Iulii 1641.

     

    De brieven van Sedan verzeeckeren ons van de doot van den hertogh van Soissons. Gisteren is die tijding gebracht aen mevrouw zijn moeder,15 ende den hertogh van Longueville16 comt terugge om de confiscatie te hebben, zoodat de reis nae Duitschlant is gebroocken. Den hertogh van Bouillon is gequetst. Heel Champagne scheen te gaen tot revolte. Men hoopt door deze doot alles zal ophouden.

    Den cardinael-infant heeft bij Boisinguen ontrent dertienduizent man. Den marescal de

    402

    Breszé is te hove gecomen, men meent om het officie te hebben van den graef van Soissons, te weten de grand-maistre.

    Den boerencrijgh te Berne is gestilt hebbende de boeren om vergiffenisse gebeden ende de stadsregierders haer belooft goed tractement, 'twelck hoochnoodigh zal zijn.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 6 Iulii 1641 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs 30 B 15. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Grotius zelf dateerde de brief op 6 juli 1641. In de brief wordt echter mededeling gedaan van de op 6 juli 's avonds geleverde slag bij La Marfée en de dood van de graaf van Soissons. Deze gebeurtenissen zullen op 6 juli aan Grotius te Parijs nog niet bekend zijn geweest. Aan zijn overige correspondenten meldde hij ze bovendien pas op 13 juli 1641; vgl. nos. 5273-5275. De onderhavige brief is daarom hier eveneens geplaatst op 13 juli. Tezamen met no. 5277 antw. op no. 5256; beantw. d. no. 5291.
    2 - Zie no. 5273 n. 5.
    3 - Bernard de Nogaret, hertog van La Valette (no. 4996 n. 6), en Benjamin de Rohan, seigneur de Soubise (no. 5275 n. 3).
    4 - Gaston d'Orléans.
    5 - Zie voor deze overeenkomst no. 5129 n. 21.
    6 - Pierre Séguier (no. 5073 n. 17).
    7 - Wilhelm, baron van Lamboy (no. 5005 n. 12).
    8 - Gaspard de Coligny, hertog van Châtillon, maarschalk van Frankrijk (no. 5119 n. 3).
    9 - Jean Armand de Maillé, markies, later hertog van Brezé (no. 5103 n. 9).
    10 - Urbain de Maillé, markies van Brezé, maarschalk van Frankrijk (no. 5142 n. 16).
    11 - François de Jussac, sieur de Saint-Preuil (no. 5273 n. 12).
    12 - Jacques d'Estampes, markies van La Ferté-Imbault (no. 5020 n. 22).
    13 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, Frans opperbevelhebber in Noord-Italië (no. 5054 n. 3).
    14 - Guido de Villa (no. 5273 n. 14). Het hs. geeft in plaats van het volgende ‘7000 man’: 7000 duizent man.
    15 - Anne de Montafié, gravin van Soissons.
    16 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville, was weduwnaar van Louise de Bourbon (†1637), zuster van de graaf van Soissons.