eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7346. 1645 maart 4. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Den cardinael de Valencé2 is wederom gegaen nae Italië, hebbende zich langen tijd bedeckt hierontrent gehouden. Den bisschop van Limoges,3 suspect zijnde aen mijnheer den cardinael, heeft ordre ontfangen van zich vanhier te vertrecken. Aen den hertogh van Espernon is het graefschap van Foix verpant voor tweehondertduizent gulden.4 De provincie van Languedoc weigert quartieren te geven, zegt oock de middel[en] niet te hebben om de twaelffhondertduizent gulden op te brengen die men van haer eischt. In Guienne ende Xainctogne valt oock moeite.5 Hier te Parijs zal het gelt lichter werden gevonden:6 twee millioenen over den raed van den coning, over het parlement alhier, over de camer van reeckening, over de cour des aides, drie millioenen over de partisans, zeven over de rijcke burgers.

    De coninginne-regente verstaet dat hetgunt zij heeft toegegeven aen de Heeren Staten-Generael der Vereenigde Nederlanden in 't stuck van titulen, visite, etc., is uit gratie

    514

    ende dat men haer daervoor eenen goeden dienst schuldigh is.7 't Schijnt wel dat men hoope heeft wat groots te doen in Vlaenderen; op andere plaetzen zie ick niet dat groot voordeel zal vallen.

    In Italië is alles stil. Uit Naples ende Toscane werdt allerlei voorraed gezonden tot defensie van Malta tegen de Turcken.8 Den Grooten Hertogh fortificeert sterck aen Piombino9 ende Prato. Den grave van Harcourt is nae Catelagne,10 maer zal daer niet vinden boven de twaelffduizent man, daer men de Spaegnaerden hout sterck bij de tweeëndetwintichduizent, waerover commanderen zal don Joan d'Austria11 met raed van den connestable van Castille, den marquis de Leganes, don Philippo da Silva ende don Francisco de Melos, die haer bij provisie zullen honden te Tortose ende den coning met zijn zoon te Valence.12 Men verwacht daer vijftienhondert man uit Vlaenderen, daer nochtans het crijgsvolck niet te veel en is. Cantelmo had eenige volck verloren, overvallen door de boeren bij Aigremont.13 Overal blijckt dat den coning van Spaignie bij de laetste vloot uit West-Indië14 groot geld heeft ontfangen. Men zegt dezelve vloot gebracht heeft duizentendeachthondertduizent gulden. Hiervan zoude nae Antwerpen overgemaect zijn hondert-

    515

    duizent ducatiën,15 een deel nae Wenen, een deel op Francfort tot fortificatie van Frankenthal.16

    Een leger van zesduizent is bij Rijssel ende meerdert.17 Themines ende eenige andere Fransoisen18 uitlopende uit Watten zijn gevangen. Teillancoeur, comende van hertogh Carel om te commanderen binnen La Motte, is onderschept19 ende binnen La Motte is in hechtenisse gestelt een Sainct-Mars20 over correspondentie die men zegt dat hij gehouden heeft met de Fransoisen. Den major Rose was den derde Februarii gegaen over [den] Rijn,21 passerende de brugge tot Brisac; was getrocken in 't landt van Wirtenberg, had de stad Nagold met het casteel genomen ende geplundert.22 Alsoo hij verder meende te gaen, zoo men meent nae Stolhove,23 was hij door de aencomste van Mercy met grooten trouppen genoodzaect geweest terugge te trecken.

    Den marescal de Turenne had mijne zoon, die aide de camp is, gezonden aen mevrouw de landgravin24 om haer Hoocheit trouppen naerder te doen comen. In Frankenlant is een groot deel van het Beyersche crijgsvolck. Die van dat landt zijn te Bambergen weder vergadert. Meenen aen de keiserschen geen logementen in te willigen, noch nieuwe contributie, pretexerende haere onvermogentheit;25 die van Noremberg houden dezelve tael. Zulcx oock veele princen zullen doen die haer niet vinden in poincten om gedwon-

    516

    gen te connen werden. Ondertuschen doet den gemelte marescal de Turenne allerley provisie. Uberlinge is in peryckel geweest van overvallen te werden.26 't Oordeel is daer dat den marescal Torstenson mede goede provisie zal doen van vivres ende fouragie zonder iet te hazarderen voor ende aleer den prince Rakoczy ende de Fransoisen zullen zijn in actie.27 De keizerschen geven oock uit te Francfort dat noch de Sweden noch de Fransoisen geene vrede en zoecken,28 hebbende alrede onder haer ende met de Vereenigde Nederlanden het Rijck verdeelt. De roomschgezinde cantons van Switserlant, opgehitst door den paus ende den hertogh van Beieren, houden haer stijf tegen Zurich.29 Spreecken vanuit Vrancrijck thuis te ontbieden die van haere cantons hier dienen, waernae mij dunct Vrancrijck niet veel en behoeft te vragen.30 Den coninck van Spaignie werdt gezegt te Cadiz ende daerontrent gereed te maecken twaelff galeoenen, tweeëndetwintich Spaensche schepen, noch zooveel uit Napels ende tien uit Duinkercke.31

    Van 't overvallen van Waltmugen in Engelant32 bij 's conincx volck zal de tijding nu al in Hollant zijn, alwaer men oock zal weeten off Montrouge zulcke progressen doet in Schotlant33 als men hier zegt ende off hij Glascon heeft becomen ende off in Engelant de

    517

    ruiterie die onder den grave van Essex heeft gedient,34 persisteert van niet te willen staen onder het commandement van Waller nochte van iemant anders als van den gemelde grave, 'twelck schijnt een beginsel te zijn van scheuring onder die zijde. Alle hetwelck bijeengevoecht zijnde hier doet geloven dat den coning niet en is in poincten om de paix te maecken,35 gevende de bisschoppen ende de Ieren ten beste ende laetende de dispositie van de mil[i]cie aen het parlament. Cestre werdt gezegt geblocqueert te zijn bij Brewerton parlamentaris,36 maer prince Mauris hoopte die plaetse te ontzetten.

    Eenige provisiën van Hailbrun gaende nae Frankenthal zijn bij de Fransoisen van Worms onderschept.37 Aen alle de Fransoisen die in Catalogne moeten dienen,38 is ordre gegeven dat zij haer op de frontieren zullen vinden den vijfendetwintichste Februarii. Te Londen is den eerste Februarii een jesuyt om de religie opgehangen nae haere coustume.39 Men zegt hier dat het keisers leger in Behmen is tot twintichduizent man, tachtich stucken geschuts boven de mortieren.40 Den paus heeft tot hulp van den keizer uit de tienden van 't rijck van Naples gegeven zooveel dat het waerd is vijftighduizent croonen; heeft oock goede somme gezonden nae Ierlant.41 Gremonville, ambassadeur van Vranc-

    518

    rijck, is te Rome gearriveert,42 den marquys de Saint-Chaumont blijvende particulier,43 wiens apologie weinigh effecte doet tot zijn voordeel.44

    4 Mars 1645.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 4 Martii 1645.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met 7345.
    2 - Kardinaal Achille d'Estampes-Valençay was op 26 januari in Parijs verschenen. De volgende dag ontving hij een officiële aanzegging om de stad te verlaten. De kardinaal achtte het raadzaam om in een buitenwijk de gebeurtenissen af te wachten. Spoedig ontving hij bezoek van een vertegenwoordiger van kardinaal Jules Mazarin die hem een regeling aanbood voor zijn terugkeer naar Rome (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 250-251; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 46, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 164-166).
    3 - François de La Fayette (1590-1676), bisschop van Limoges, aalmoezenier aan het hof van Anna van Oostenrijk, vertrok naar zijn bisdom (nos. 6429 en 6505 (dl. XIV); Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 64, en Tallemant des Réaux I, p. 928).
    4 - Bernard de Nogaret de La Valette (1592-1661), hertog van Epernon, gouverneur van Guyenne, leverde een bijdrage aan de versterking van de Franse troepenmacht in Catalonië (Lettres Mazarin II, p. 115). Het graafschap had een bijzondere betekenis voor de hertog: het herinnerde hem aan zijn jong overleden moeder Marguerite de Foix († 1593), gravin van Candale (DBF XII, kol. 1341-1342).
    5 - Het verzet tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 91-97).
    6 - Op 1 september 1644 hadden Gaston van Orléans en Henri II de Bourbon, prins van Condé, in de Grand'Chambre van het Parlement van Parijs een edict laten voorlezen waarin de gegoede burgerij van Parijs werd aangezegd om een last van 1500000 ponden aan renten te dragen (‘la taxe des aisés’). De Franse schatkist zou met deze maatregel verrijkt worden met een bedrag van 18 tot 20 miljoen ponden (nos. 7027 en 7039 (dl. XV)).
    7 - Op 17 februari was de Franse envoyé Godefroi d'Estrades in de vergadering van de Staten-Generaal verschenen met de plechtige verklaring: ‘que sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu'ils soient trettés partout comme ceus de Venise’ (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 327-328). Een week later (25 februari) benadrukte de envoyé in een toespraak tot de Hoog Mogenden het uitzonderlijke karakter van de koninklijke gunst en sprak hij de hoop uit dat de Staten deze concessie zouden beantwoorden met een nauwlettendere naleving van de Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ (Correspondance d'Estrades I, p. 233-236).
    8 - Zes galeien van de Maltezer ridders hadden in september 1644 een van de mooiste en grootste galjoenen van de Turkse vloot overmeesterd. Sultan Ibrahim wilde de schade verhalen op de Johannieters en de Venetianen (Gazette 1645, nos. 25 en 27, dd. 4 en 11 maart 1645, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 175-176).
    9 - Het is onwaarschijnlijk dat Ferdinando II de' Medici (1610-1670), groothertog van Toscane (DBI XLVI, p. 278-283), het fort van Piombino versterkte (no. 7321, n. 13 en 14). Lees: ‘Pistoia’ (Pistoria).
    10 - De nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, had in Lyon krijgsraad gehouden met zijn onderbevelhebber César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276). Op 12 maart trof hij in de Roussillon de laatste voorbereidselen voor zijn plechtige intocht in Catalonië (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 298-299).
    11 - Er waren in Parijs ‘adviezen’ uit Barcelona binnengekomen met nieuws over een troepenconcentratie in Tortosa en een wijziging in het bevel van het Spaanse leger in Catalonië: 's konings natuurlijke zoon Juan José van Oostenrijk (1629-1679) (Diccionario de Historia de España II, p. 580-585) zou de benoeming tot generaal ontvangen, met naast zich een raad van wijze mannen bestaande uit de edellieden Bernardino Fernández de Velasco, ‘condestable de Castilla’, Diego Felipe de Guzmán, markies van Leganés, don Felipe de Silva en de gewezen Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276).
    12 - Koning Philips IV en zijn zoon Baltasar Carlos, prins van Asturias, zouden volgens dezelfde ‘adviezen’ (supra, n. 11) in Valencia de ontwikkelingen aan het front volgen.
    13 - De inwoners van Ager (ten noorden van Lérida) waren in opstand gekomen tegen het Spaans gezag (Gazette 1645, no. 22, dd. 18 februari 1645). Tweeduizend Catalanen beletten het leger van Andrea Cantelmo de doortocht naar het garnizoen van Agramunt (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276, en Gazette 1645, nos. 23 en 25, dd. 25 februari en 4 maart 1645).
    14 - De terugkeer van de Spaanse zilvervloot; zie nos. 7320 en 7321, en Briefw. C. Huygens IV, p. 129.
    15 - De Spanjaarden maakten voor hun geldtransporten naar de Zuidelijke Nederlanden regelmatig gebruik van Engelse schepen (CSP Ven. 1643-1647, p. 176).
    16 - Koning Philips IV maakte geld vrij voor de aflossing van zijn wacht in de Paltsische vestingstad Frankenthal. Eind maart aanvaardde kolonel Giulio Antonio Castello di Frangipane het bevel over het Spaanse garnizoen; zie no. 7398.
    17 - Soldaten van de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini bespiedden de Franse patrouilles die in opdracht van de Picardische bevelhebber Jean, graaf van Gassion, de dorpen in de omgeving van de Spaanse garnizoensstad Saint-Omer onder contributie brachten (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 274, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
    18 - De compagnie van Pons-Charles de Lauziéres († 1646), markies van Thémines (Témines) (Dictionnaire de la Noblesse VI(11), kol. 796), had al te opvallend de koninklijke vesting Watten verlaten; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 261-262.
    19 - ‘Le sieur de Taillencourt (Teillancoeur)’, intendant van de gouverneur van het Lotharingse bolwerk La Motte, was ‘op sijn wedercomste uyt Brabandt in handen van de Franschoysen gevallen, ende aengesien bij hem brieven van Hertoch Carel gevonden waren, met ordres aen den heere Cliquot, Gouverneur van de selve plaetse, om den heere St. Mars ... te straffen, soo heeft den heere Magalotti gedreyght den gemelde Intendant met gelijke tractement te bejegenen’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861) p. 276-277, en Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645).
    20 - De officier Saint-Mars - mogelijk Isaac de Civille, heer van Saint-Mars (Dictionnaire de la Noblesse III(5), kol. 745-750) - was niet de enige Lotharinger die in correspondentie met de Fransen stond. De Gazette 1645, no. 34, berichtte op 25 maart 1645: ‘Un soldat n'aguéres sorti de ladite place [La Motte], raporte que Cliquot qui en est Gouverneur, a fait arrester le sieur de Germainvilliers’.
    21 - De Frans-Weimarse bevelhebber Rheinhold von Rosen verliet op 4 februari de Franse garnizoensstad Breisach voor een verkenningstocht in het Württemberger land (Gazette 1645, no. 23, dd. 25 februari 1645).
    22 - De verovering van Nagold, ten westen van Tübingen (no. 7323).
    23 - Het garnizoen van Stollhofen (ten zuidwesten van Rastatt) sloeg alarm en stelde zich in verbinding met de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy: ‘Le Général Mercy s'est campé prés de Stutgard, pour observer le Général Major Rose: lequel apres s'estre abouché avec le Mareschal de Turenne à Philipsbourg, est retourné joindre ses troupes pres de Tubinguen’ (Gazette 1645, nos. 26 en 30, dd. 11 en 18 maart 1645).
    24 - De Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zocht verbinding met de militaire adviseurs van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel. Hij vertrouwde de missie toe aan zijn ‘aide de camp’ Dirk de Groot; vgl. nos. 7323 en 7342.
    25 - Het verzet van de Frankische Kreits tegen de door de keizer verlangde contributie van ‘120 Römermonate’ (no. 7296, en K. Ruppert, Die kaiserliche Politik auf dem Westfälischen Friedenskongreß, p. 68).
    26 - Luitenant-kolonel Johann von Rosen, jongere broer van de Frans-Weimarse bevelhebber (supra, n. 21, en Lettres Mazarin II, p. 23), koos met 400 ruiters positie in de vesting Hohentwiel (Singen). Een confrontatie met de Zwabisch-Beiersen aan de Ueberlinger See (Meer van Konstanz) ging hij evenwel uit de weg.
    27 - De meningen van de nieuwsagenten in Frankfort over de inval van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson in de Boheemse landen liepen uiteen. Het meest geloofwaardig klonk de veronderstelling dat de Zweden op weg waren naar de kwartieren van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi; vgl. no. 7342; Doc. Boh. VII, p. 175 no. 509, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645.
    28 - De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein en dr. Johann Christoph Metzger, hadden de afgevaardigden op de ‘Deputationstag’ steeds afgehouden van een serieuze discussie over de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie. Groot was dan ook hun teleurstelling toen zij in een keizerlijk schrijven, dd. 13 januari 1645, de opdracht ontvingen om de vorsten en standen vrij te laten in hun beslissing over de afvaardiging naar Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 221-222; R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 118-119, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 344-348).
    29 - De katholieke kantons Luzern, Uri, Schwyz, Unterwalden, Zug en Glarus tekenden op de landdag te Baden (5-25 februari 1645) protest aan tegen het aanhoudend streven van het kanton Zürich om zijn gezag te laten gelden in de landvoogdij Thurgau. De twist spitste zich toe op de afbraak van de Adelheidskapel van Uttwil en de inwijding van een altaar in de kerk van Lustdorf (Thurgau) (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1340-1343).
    30 - Het kanton Zürich had de bemiddeling van de Franse ambassadeur Jacques Le Fèvre de Caumartin ingeroepen, maar de katholieke kantons lieten zich niet imponeren en deden een beroep op de diensten van de nuntius Lorenzo Gavotti en de Spaanse resident in Luzern (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 59-62, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
    31 - De berichten over een ‘zeewapening in Spaignie’ waren reeds doorgedrongen op het Haagse Binnenhof (no. 7345). Tot teleurstelling van de Fransen maakten de Staten-Generaal geen aanstalten om hun scheepsmacht voor de kust van Duinkerken te versterken; vgl. nos. 7317 en 7320.
    32 - De koninklijken namen in de derde week van februari bezit van de haven van Weymouth (Weymuyen). De parlementsgezinden gingen onmiddellijk tot de tegenaanval over (Briefw. C. Huygens IV, p. 133 en p. 135, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
    33 - De Schotse en Ierse koninklijken van James Graham, markies van Montrose, hadden in de Schotse Hooglanden de overhand verworven op het leger van de ‘solemn league and covenant’ onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll. De strijd om Glasgow zou op 15/25 augustus 1645 in het voordeel van de koninklijken beslist worden (G. Donaldson, Scotland: James V to James VII, p. 333-334, en CSP Ven. 1643-1647, p. 211).
    34 - Het Lagerhuis had met een meerderheid van 7 stemmen zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’). Toen sir William Waller het bevel wilde overnemen over de ruiterij van Robert Devereux, graaf van Essex, kwamen de grafelijke oudgedienden in opstand en verschansten zich op de weg van Farnham naar Leatherhead (Surrey) (CSP Dom. 1644-1645, p. 282, p. 303-304, p. 307-308, en Briefw. C. Huygens IV, p. 135).
    35 - De conferentie te Uxbridge. De onderhandelingen over de belangrijkste artikelen van ‘The humble desires and propositions’ waren vastgelopen. Alleen op het punt van het opperbevel over leger en vloot leek de koning bereid te zijn een compromis te treffen (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, en CSP Dom. 1644-1645, p. 295).
    36 - Het leger van sir William Brereton blokkeerde de toegangswegen naar de koninklijke garnizoensstad Chester. Een troepenmacht die prins Moritz (Maurits) van de Palts in Worcester bijeen had gebracht, was in aantocht, maar op het beslissende moment durfden de koninklijken de strijd niet aan te gaan (CSP Dom. 1644-1645, p. 245, p. 292-294 en p. 367-371).
    37 - De proviandmeesters van het Spaanse garnizoen van Frankenthal konden het konvooi uit Heilbronn niet op tijd naar hun vesting loodsen (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
    38 - Dezelfde Gazette (supra, n. 37) meldde dat de soldaten die in de Languedoc waren gelegerd, de aanzegging hadden gekregen om op 25 februari gereed te staan aan de Catalaanse grens.
    39 - Henry Morse (1595-1645), ook bekend onder de namen Claxton en Warde, trad na zijn theologische studies in Douai en Rome toe tot de Societeit (1625). Een bezoek aan zijn missiegebied Durham werd hem fataal. Op 31 januari veroordeelde het Parlement hem tot de strop en de verminking van zijn stoffelijk overschot. Het vonnis werd op 1 februari te Tyburn (Londen) voltrokken (DNB XXXIX, p. 113-114; Gazette 1645, nos. 25 en 28, dd. 4 en 15 maart 1645: ‘Le Martyre souffert par un Pere Jésuite en Angleterre pour la foy Catholique’, en Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5161).
    40 - Het nieuws ontleende Grotius aan de Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645: ‘L'Empereur et l'Archiduc Leopold sont encor à Prague, où ils tiennent souvent Conseil pour aviser aux plus prompts moyens de s'opposer aux Suédois’.
    41 - Paus Innocentius X zou, volgens de Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, de keizer en de Ieren van de ‘confederation of Kilkenny’ financiële steun hebben toegezegd.
    42 - Kardinaal Jules Mazarin had Nicolas Bretel, heer van Grémonville, belast met een buitengewone missie naar Rome (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39-41). De ambassadeur maakte op 2 februari zijn opwachting aan het pauselijke hof (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 173-175).
    43 - De ‘avec injure’ teruggeroepen Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), hield zich schuil in Casaletto (tegenw. villa Doria-Pamphili (Rome)).
    44 - Kardinaal Jules Mazarin nam nauwelijks notitie van het verweerschrift ‘Relation véritable de ce qui s'est passé en la création du pape Innocent X contre les faux bruits publiés au désavantage de M. de Saint-Chamond’ (H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 40-46).