eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7222. 1644 december 31. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Rogo bene inquiras ex Vanderhogio, quid sit de exemplaribus, et dolus sit an culpa an casus quod nondum advenerint.2 Dedi ego unum exemplar, ut duo deferret. Sperabam eum et hoc nomine et ob cognationem aliquam curam habiturum illius rei.3 Ad Isaacum Vossium de Anthologia scripsi quid velim; ubi incepta erit cusio, velim mihi significes.4

    287

    Exemplaria Annotatorum ad Vetus Testamentum et ad Evangelia addita Graecorum et Hebraeorum versione5 videor mihi mittere non debere, priusquam certus sim parata omnia ut excudantur; novi enim tricas istorum hominum.6 Et fieri posset ut Cramoisiacus prior paratus esset, de quo tamen nihil mihi constat.7 Praeterea si omnia bene sint parata, velim per Blavium nosse homines quibus tuto possim tradere.8 De comparationibus virorum magnorum in Dei populo et in aliis populis dicant homines insueti quicquid velint; ego cum omni cautione usus sim necessaria, non curo oblatrantes.9

    Credo vestros proceres nondum in id paratos ut legatos mittant,10 donec qui hic est legatus11 de honoribus obtinuerit quod volet. Interim poterit Graswinckelius illorum vice fungi.12 Groenewegium nobis cognatione iunctum non noveram;13 alioqui etiam eius necessitudinis apud ipsum meminissem. Condonandum aliquid est homini tam diu remoto

    288

    a suis. Video in rebus societatum multa agi ex factione magis quam ex bono publico.14 Ex Anglia non miror revocari legatos,15 nam ibi Μεγαρέων οὐδεὶς λόγος.16

    Accepi literas a Corvino.17 Gaudeo perstare eum in reverentia antiquitatis. Puto paucos esse tales inter remonstrantes. Alioqui suaderem eis ut constituerent inter se quosdam in eminentiori gradu ut episcopos, et ut ii χειροθεσίαν sumerent ab archiepiscopo Hiberno, qui ibi est;18 et ita ordinati ordinarent deinde pastores caeteros, atque sic initium facerent redeundi ad mores et antiquos et salutares. Quibus contemtis licentia invaluit, pro novis opinionibus faciens novas ecclesias; quae quid post aliquot annos crediturae sint, nescimus. Velim edi quae olim pro pace ecclesiastica scripsit satis prudenter Abrahamus Mylius.19

    Regina Angliae pecunia[e] aliquid hinc acceptum ad regem maritum suum misit.20 Sunt qui pacem sperant in illis locis, quia rex viros exim[i]os mittit ad parlamentum; ἐγὼδέ τις οὐ ταχυπειθής.21

    Deus te cum coniuge, amicis et liberis servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Pridie anni novi, qui erit 1645.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 975 App. no. 739. Antw. op no. 7205, beantw. d. no. 7243. Vermoedelijk in bijlage een tweede postzending (no. 7208) aan de advocaat Willem van der Goes.
    2 - Grotius weigerde te berusten in de vermissing van de twee presentexemplaren van zijn Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). Hij verzocht zijn broer om de verontschuldigingen van Jacobus van der Hooge niet zonder meer te accepteren.
    3 - Willem de Groot had in september 1643 de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge, zoon van oud-burgemeester Joos van Borssele van der Hooge en ‘nicht’ Cornelia van der Dussen, bij zijn broer aanbevolen; zie no. 6439 (dl. XIV).
    4 - Isaac Vossius maakte het manuscript van de Anthologia Graeca (BG no. 534) gereed voor de persen van de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu (nos. 7137, 7170 en 7198). Op 2 januari 1645 stuurde hij Grotius enkele proefpagina's toe (nos. 7231 en 7265).
    5 - Grotius had vertalingen gemaakt van alle woorden die in zijn Annotationes in libros Evangeliorum, Amsterdam 1641 (BG no. 1135), en Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), in het Grieks en Hebreeuws werden aangehaald; zie nos. 6244 en 6375 (dl. XIV) en nos. 6690 en 7047 (dl. XV).
    6 - De Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu toonde belangstelling voor een herdruk van de Annotata ad Vetus Testamentum.
    7 - De Parijse drukker Sébastien Cramoisy had aanvankelijk geen privilege kunnen bemachtigen voor zijn uitgave van de Annotata ad Vetus Testamentum. Nadat hij eind augustus/begin september de samenwerking met Grotius had verbroken, ontving hij alsnog een koninklijk privilege (no. 7179).
    8 - De erven van dr. Joan Blaeu verwezenlijkten tenslotte de ‘ideale’ uitgave van Grotius' Annotationes (Annotata) op het Oude en Nieuwe Testament in Hugonis Grotii Opera omnia theologica I en II, Amsterdam 1679 (BG no. 919).
    9 - De verwijzingen naar parallelle plaatsen bij ‘profane’ auteurs in zijn Annotata ad Vetus Testamentum.
    10 - De Staten-Generaal hadden hun deelname aan de vredesconferentie van Munster afhankelijk gesteld van de vraag of de grote mogendheden bereid waren de Staatse delegatieleden dezelfde ‘eer en tytulen’ te bewijzen als aan de ambassadeur van de republiek Venetië (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-328, en Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 134-135).
    11 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, ordinaris Staats ambassadeur in Parijs, ijverde voor erkenning van de ceremoniële wensen van de Staten-Generaal: het recht op de eerste visite, de hoge hand en de titel ‘Excellentie’. In februari 1645 zwichtten de Fransen voor de Staatse verlangens: ‘que Sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu'ils soient trettés partout comme ceus de Venise’ (Correspondance d'Estrades I, p. 215-219, p. 226-236; J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 327).
    12 - De advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel was aangewezen voor de functie van secretaris van de Staatse delegatie ter vredesconferentie. Zijn vertrek naar Munster stond nog allerminst vast (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 204-205, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 227).
    13 - ‘Neef’ mr. Simon Adriaensz. van Groenewegen van der Made. Een oudoom van Hugo en Willem de Groot, de Delftse burgemeester Bruyn Jacobsz. van der Dussen († 1589), was gehuwd met Machteld Jansdr. van Groenewegen, mogelijk een nicht van de Delftse drapenierszoon Simon van Groenewegen († 1629) en diens echtgenote Hadewije van der Made († 1624) (L.G.N. Bouricius, ‘Kwartierstaten van Delftsche Vroedschappen verzameld door Mr. W. van der Lely’, in Ned. Leeuw 32(1914), kol. 326 en kol. 331, en 33(1915), kol. 71).
    14 - De ‘Westindische’ factie in de discussie over de ‘combinatie der Compagnien van Oosten Westindiën’ verlangde een diepgaander beraad over ‘soodanige expedienten, daar meede de voorsz. Compagnie van Westindiën (die soo veel van den Staat heeft gemeriteert) sal moogen werden gemaincteneert’.
    15 - De Staatse vredesmissie naar Engeland dreigde te mislukken. De ordinaris ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude hadden eind november verlof gevraagd om te mogen vertrekken (Briefw. C. Huygens IV, p. 99). Op 16 december besloten de Staten-Generaal hun terugroeping nog uit te stellen in geval van een gebaar van goede wil van de ‘lords’ en ‘commons’ (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 116-118 en p. 300-301).
    16 - Plutarchus, Moralia, Quaest. conv. 8, 8, 4 (730d).
    17 - De brief van Joannes Arnoldsz. Corvinus (Ravens) is niet overgeleverd; zie Grotius' antwoord, dd. 31 december 1644 (no. 7220).
    18 - De Anglicaanse geestelijke James Ussher, aartsbisschop van Armagh, momenteel op rondreis in de Republiek (no. 7180), had het belang van een terugkeer naar de tradities van de vroegste kerk aangetoond in zijn studie Gravissimae quaestionis de Christianarum Ecclesiarum in Occidentis praesertim partibus, ab Apostolicis temporibus ad nostram usque aetatem, continua successione et statu, historica explicatio, Londen 1613.
    19 - De remonstrant Abraham van der Mijle had Grotius omstreeks 1626 een memorandum toegestuurd met zijn visie op het herstel van de kerkelijke vrede. Een uitgave van De componendo dissidio inter Pontificios, Reformatos et Augustanos kwam echter niet tot stand; zie no. 1045 (dl. III) en no. 7220.
    20 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 31 december.
    21 - Theocritus, Idyllia 7, 38.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]