Mijn Heer,
Een Noorthollantse reyse heeft de voorgaende mael mij het schrijven beleth.
Indien den outsten2 van de Uwe op soo goeden spoor ware als den tweeden3, die het beste heeft vercoren, ick soude oordeelen, sij beyde groote redenen hadden om op Brasyl niet te willen dencken, doch vreese hij in de electie, die hij heeft gedaen, prefereert het meeste peryckel met het minste profijt. Ick wil wenschen, dat het anders wt mach vallen, ende oock garen daertoe sooveel in mij is contribueren raet ende daet, waertoe ick alreede in mijn schrijven aen mijn suster een voorslach hebbe gedaen4, die uEd. sal gelieven te examineren, ende voorts naer dat dienstych oordeelt te dirigeren.
Tot Rotterdam ben ick gisteren weer geweest5 ende is mij toeseggynge gedaen, dat de saecke op huyden in de vroetschap, die soude vergaderen, wederom soude werden gebracht; ten minsten sal uEd. connen sien, off mijn devoiren bij eenyge van de contrarierende partije eenyge vrucht sal hebben gedaen. Int generael vinde ick, dat uEd. is bij de regierders, van wat humeur sij oock sijn, in seer groote gunste, maer de grootheyt van de somme deterreert selffs de beste. Den burgemeester Puyck6 seyde mij noch gisteren, dat hij met de veranderynge eerst in de regierynge was gecommen, maer niet anderes conde oordeelen, ofte uEd. hadde de stat ende het lant groote diensten gedaen, dat men uEd. met gewelt hadde geopprimeert ende den advocaet Oldenbarnevelt7 vermoort, ende wenschen veele, die doen ter tijt volchden de triumpherende partye, dat hare maximes mochten hebben gesucumbeert siende, dat tsedert is gevolcht niet [e]en reformatie - soo spreecken sij -, maer een deformatie in kercke ende in staet. Evenwel seggen die sulcke tale houden, dat, hoewel sij verstaen de stat uEd. ongelijck doet, indien uEd. geen contentement en geeft, dat sij niet souden connen toestemmen de reparatie tot laste van de stat soo hooch als sij bij mij wert gepretendeert, ende nochtans soo limitere ick mijnen eysch binnen de verschenen tractementen. Haer reden is: omdat de stat niet can werden geïmputeert het ongelijck uEd. aengedaen. Alle hetwelcke ick te breeder verhale, niet omdat daer niet op en valt te antwoorden, maer opdat uEd. mach oordeelen, dat wij beswaerlijck met gemack sullen geraecken tot onsen voor-
216
slach, hoeseer die oock is gemodereert. Ick sal niet rusten, voor ick t'en eenen ofte ten anderen een eynde daervan maecke, want dit lopen, dat lange heeft geduyrt, mij begint te verveelen, ende met wtstellen is niet te winnen, alsoo dagelijckx nieuwe veranderyngen vallen.Indien beyde de Uwe, die bij de hertoch van Weymaren8 sijn, genegentheyt hadden om bij goede occasiën mij mede te deelen hetgene daer passeert, het en soude haer niet ondienstych nochte mij onaengenaem sijn, ende sal monsieur Vikevoort9, die nu derrewaerts gaet, de brieven goede addresse connen wijsen.
De verstroyde Françoisen ontrent Maestricht sijn niet alleen weder versamelt, maer hare troupes oock vermeerdert. De leste reveue, die den commandeur van Maestricht Golsteyn10 schrijft te hebben gesien, maeckten sij uyt vijffhondert paerden, twee hondert dragons, zeven hondert11 te voet, ende dagelijckx quam meerder getal daerbij. De vicomte de Turenne12, die deselffde commandeert, heeft soo nu soo dan de affbreucke bij de sijne geleden op de keyserse gerepareert ende sent dagelijckx in Brabant. Ceulen ende viantlijcke quartieren brieven, met des coninckx13 wapen gesegelt, daerbij sij tot opbrengen van contributie werden gesommeert, welcke oock verdwaelt sijn geweest tot in de Meyerye van Den Bosch ende districten onder dezen staet behorende, waervan doleantie sijnde gevolcht reparatie is gedaen.
Den heer Milander14 is van hier weder naer de lantgravinne15 gereyst, doch sonder volcomen asseurantie van assistentie, die hij garen mede hadde genomen. De gedeputeerde van desen staet16, van de lantgravinne gecommen, refereren, dat deselve wel is geresolveert met de exspiratie van de treves het oorloge te continueren; oock soo sijn tot noch toe hare V.G. van den keyser17 sodanyge conditiën niet aengeboden, die sij souden connen accepteren souckende den lantgrave van Dermstat18 bij dese gelegentheyt sijn voordeel te doen. Het maecken van den tresves is de lantgravinne sonderlynge avantagieux geweest sijnde daerdoor Cassel, Siegenem, Dorsten ende andere plaetsen, die pericliteerden, van vivres ende andere nootsakelijckheden voorsien, Cassel oock van een gouverneur19, op dewelcke de lantgravinne haer volcomen mach vertrouwen, soodat verstandyge oordeelen, sij den keyser met die handelynge een groot voordeel heeft affgesien. Naer Vranckerijck sent hare V.G. om bij den coninck op secours aen te houden ende oock verseeckerynge te crijgen om in cas van nootsaeckelijckheyt te vinden een plaetse van retraite ende eerlijck onderhout. Een Sweetse gesant20 heeft de gemelte lantgravinne niet
217
weynych geëncourageert haer verseeckerende, dat den generaal Bannier21, naer sijn secours sal aengecommen sijn, in het velt sal brengen twintychduisent man te voet, vijfthienduisent paerden, hetwelck, hoewel seer veel is, nochtans in presentie van de gedeputeerde van desen staet bij de gemelte ambassadeur soo hooch is geaffirmeert, dat hij voor geen eerlijck off geloofwaerdych persoon en wil werden gereputeert, indien het effectivelyck niet en werde gepresteert.Bij ons worden alle devoiren gedaen om tijdelijck in het velt te commen ende met een goet leger, waertoe instantie werd gedaen tot het lichten van vierduysent waertgelders, daer de steden van Hollant difficijl in sullen wesen in dese schaersheyt van gelt ende groote achterstallen van de ordinaris troupen, indien door22 hope van een extraordinaris effort men niet en gelooft het oorloge, dat soo lastych valt, te vercorten. Off het bij Vranckerijck mede met soo veel ernst wert gemeent als men ons hier impressiën geeft, sal ick van uEd. garen verstaen.
Dat de Westindischen Compagnie haer different onder den andere, sonder intercessie ende autoriteyt van yemant, heeft gevonden, geeft niet alleen groot contentement aen de regeerynge, maer aen de participanten int particulier ende staen de actiën daerdoor merckelijck te rijsen. Den handel wert vrij gelaten aen alle participerende ofte sodanyge, die het recht crijcht van de participanten, die selffs niet handelen en willen, alle Brasilianen ende inwoonders gereputeerd voor participanten ende reserveert de Compangie aen haer alleen de negotie van de negros, het Brasyliehout ende ammonitiën van oorloge. In al dit goet blijft een quaet, dat is, dat op de zee geen behoorlijcke ordre wert gestelt sijnde de 27 scepen wt Dunckercken gelopen, eer de scepen hier vaerdych sijn geweest, die selve sijn geconvoyeert geweest met ses fregatten tot t'eynde het Canael, welcke fregatten hebben gevonden twee wel gemonteerde straetsvaerders, daervan sij een hebben genomen, een in de gront geschoten, ende is de vreese drie andere in de vlotes handen sullen sijn gevallen, die gesamentlijck geëstimeert werden sesthien hondertduisent guldens waerdych. Door alle welcke desordren de regeerynge seer wert gedecrieert, die daerdoor in meerder vilipendie geraeckt; waertoe sulckx sal wtcommen, is wel te bevrouden.
Den admirael23 toont goede resolutie om alles sooveel mogelijck te redresseren, slaet voor, dat men hem binnen vier maenden van vivres soude versien, sijnde wel genegen, al waer het een heel iaer, zee te houden. Zeelant quyt hem in alle dese voorvallen seer wel, hebbende versamelt vijfthien scepen, daer zij den viant mede sijn gevolcht; maer men gelooft de vlote al behouden in Biscaijen is gearriveert. Waer de Spaense de Iren ende ander gescheept volck meenen te gebruycken, kan men niet wel gissen.
Monsieur Pels24 schrijft mij, dat hij tot Hamburch passerende monsieur d'Avaux25 hadde gesien, die hem seer contenteerde over de alliantie, die door sijn
218
toedoen tusschen Vranckerijck ende Sweden is gesloten26. De gemelte heer d'Avaux seyde onlanck[x] wt de conynck van Denemarcken27 te hebben gehoort, dat hij noyt sal verstaen, dat Polen eenygen tol ofte zeetoelaeg op de zee ofte Dansijckse reede sal aenstellen. Graeff Curts28 meende monsieur Pels, dat noch tot Hamburch, om van vrede te spreecken, werde verwacht.Hortensius29 is naer Galilaei30 met ordre van de Staten-Generael verreyst. De heer van Beaumont31 hebben ick uEd. excusen gedaen.
Dese weecke vertreckt den heer van Oosterwijck met last om den conynck ende coninginne32 van Vranckerijck over de dracht te congratuleren. Sijne Ed. meenynge is met uEd. in goede correspondentie te gaen, modo per te liceat, daer ick niet aen wil twijfelen. Homo est minime malus qui, si quid peccat, candore peccat, ende daerom kan men profijt bij hem doen. Dese dagen vraechde mij, waeraen uEd. aenstoot hadde genomen, opdat hij voor te toecommende het mochte remediëren, niet wetende ergens in te hebben gefailleert, als uEd. tracterende gelijck hij de ambassadeurs van Engelant33 doet. Waerop bij mij werdende geantwoort hetselve van uEd. niet te hebben verstaen, meende, dat ick het deguiseerde. Twee scepen sullen sijne Ed. brengen tot Diepen, die een seer groot getal Nederlanders om de seeckerheyt accompangeren.
Het rendevous van de troupes, die voor den churvorst34 werden gelicht, is tot Meppen; alle commissiën sijn wtgedeelt ende reeckent men noch niet hoger als tusschen vier vijff duisent man te voet, twee duisent ruiters; eer den palsgraeve selffs vertreckt, sal het wel ses weecken sijn. Een regiment te paerde sal prins Robbert35 leyden. De Sweetse troupes van Kin36 sullen haer met de palsgrave vougen. Een collonel van de religie37, in Ierlant wel bekent, presenteert aen de churvorst drieduisent Iren te leveren op sijne costen tot Meppen, mits sij dan worden getracteert als andere ende den palsgrave permissie crijge om die wt het lant te voeren, ende die en werden onder de vijffduisent man niet gereeckent.
Een schip38 wt West-Indiën commende, geladen met 400 kisten suycker voor de Compangie ende 200 kisten, die de Oostindische scepen wt een veroverde barque onderwege daerin hadden gescheept, is ontrent Irlant met hondert mannen vergaen.
219
Den gouverneur van Mastricht39 vernomen hebbende ses compangiën ruyters met eenych voetvolck logeerden ontrent Namen, hadde gezonden alle de ruyters, die hij binnen hadde met de Fransche om die te besoucken, doch de Spaense ruyters daer lucht van hebbende becommen sijn doorgegaen latende in de noot de infanterie, daervan 80 zijn gevangen, de reste nedergehouden; grooten buyt, schrijft hij, van gelt ende bagagie is bij de onse becommen.
Van den soon van monsieur Pels40 sal ick met den heer Spierynck41 spreecken ende, soo geen difficulteyt bij deselve en vinden, uEd. intentie daernaer monsieur Pels bekent maecken, opdat uEd. niet lange blijve gediscommodeert ofte met te seer te haesten ondanck en begae.
Desen 19 April 1638.
In dorso schreef Grotius: 19 April 1638 N. Reigersberg.
En boven aan de brief: Rec. 28 April.