eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3547A. 1638 april 27. Aan Bernhard van Saksen-Weimar.1

    Doorluchtige, hoochgeboren furst,

    Wij verblijden ons ten hoochste over de gestaedige progressen van uwe furstelijcke Genade, biddende Godt almachtigh dat hem gelieve verder ende verder sijnen segen daerover te verleenen.

    Monsieur Smalzius is hier gecomen;2 heeft mij gebracht de ratificatiën van het tractaet van Wismar met eenige nieuwe articulen daerbij gevoegt met gemeen consent tot explicatie; waervan het tweede expresselijck medebrengt dat den coninc met alle macht door Duitschlant sijne wapenen sal brengen in de erflanden van Oostenrijck.3 Wij hebben oock last om aen te houden dat het getal van volck 'twelck den coninc soude senden in Duitschlant werde genoemt.4

    Saterdagh laestleden heb ick audiëntie gehadt bij den coninc,5 ende vermaenende onder anderen van het tractaet van Wismar ende het voorseide artyckel, heb uit crachte

    469

    vandien aengehouden dat uwe furstelijcke Genade met soodaenige macht mochte werden geassisteert dat daerdoor iet groots in Duitschlant mochte werden uitgerecht. Waerop sijne Majesteit seide dat monsieur Guebrian6 alrede was aen 't marcheren ende dat hij van tijdt tot tijdt meerder trouppes derrewaert wilde senden. 't Welck ick gebeden heb dat doch met den allereerste mocht geschieden, alsoo den vijant alrede niet dan teveel tijds is gegeven om sijn volck van alle canten tegen uwe furstelijcke Genade te vergaderen ende de croon van Swede daeraen ten hoogste is gelegen dat uwe furstelijcke Genade crachtelijck moge continueren de cours van sijne victorie; welcke hoope niet onder de minste oorsaecke is geweest om de heeren regenten van Sweden te doen resolveren tot voltrecking van het Wismaersche tractaet. Wij en sullen niet naelaeten gestaedigh hierop aen te houden ende ick vooral sal de last die ick hebbe ontfangen, accompagneren met de particuliere affectie die ick hebbe tot den dienst, hooge eer ende reputatie van uwe furstelijcke Genade, aen dewelcke ick Godt bidde, doorluchtige, hoochgeboren furst, altijdt te willen verleenen sijnen vaderlijcken segen,

    uwer furstelijcke Genade gantsch willige dienaer,
    H. de Groot.

    Tot Parijs, den 17/27 April 1638.

    Adres: Doorluchtige, hoochgeboren furst Bernhard, hertogh van Saxen, Gulick, Bergen, etc.

    Notes



    1 - Hs. Gotha., Stadtarch., cod. A 392, f. 13, eigenh. oorspr.
    2 - Peter Abel Schmalz (Smalze), secretaris van rijskanselier Axel Oxenstierna, arriveerde in april 1638 te Parijs met nadere instructies voor ambassadeur Grotius.
    3 - Het verdrag van Wismar was inmiddels in aangepaste vorm door Zweden en Frankrijk geratificeerd. Art. 2 van het verdrag bepaalde: ‘Le roi [de France] fera la guerre ès provinces hereditaires de la Maison d'Austriche par delà le Rhin ...’ (Du Mont, Corps Dipl. VI, 1, p. 123 en 161-162).
    4 - Vgl. Grotius' instructies in ‘Libellus memorialis’, § 2 (bijlage 4 bij no. 3534 (dl. IX), p. 797).
    5 - Grotius schreef deze brief op dinsdag 27 april 1638; de audiëntie zal dus op zaterdag 24 april hebben plaatsgevonden, en niet op 9/19 april 1638, zoals in no. 3550 (dl. IX) vermeld staat.
    6 - Jean-Baptiste de Budes (1602-1643), graaf van Guébriant, maréchal de camp (DBF XVI, kol. 1419-1421).