eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3592. 1638 mei 24. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    Dat uwen outsten2 te Genève wel was aengecommen ende onthaelt, hebbe ick garen verstaen; wensche sijn voornemen voorts geluckych mach succederen, waerin ick altijt becommert ben geweest, soo om het groot peryckel van dat oorloge alsmede dat de avancementen met de vrede daer sullen ophouden ende daernaer de hope om hier fortuyne te maecken seer sal wesen besneden.

    313

    Soo veel ick oordeelen kan wt uEd. drie leste advisen3 schijnt apparentie tot handelynge, maer off de beloften bij alliantie belooft, als men aent werck sal commen, sullen werden gepresteert, twijfele ick seer; soo qualijck dunckt mij, dat alle de particuliere interesten met een gemeene approbatie naer hare waerde sullen connen werden gewogen ende de machtychste vindende haer contentement sullen de swackste licht willen yet helpen overdryngen.

    Dat yet notabels hier sonder een machtyge diversie van Vranckrijck bij de hant kan werden genomen, is buyten apparentie, sijnde voor desen staet niet van importantie te beginnen als in Vlaenderen, hetwelcke den viant sorchvuldych bewaert, weynych tot noch toe in achtynge nemende hetgene de Fransoisen beginnen. Indien een leger van 250004 man marcheert onder den heer van Chastillion5, gelijck de meeste advisen seggen, mogen wij wat hopen; maer thien, twaelffduisent mannen sullen niet bestaen een intocht te doen ende een plaetse van importantie te attaqueren, sonder hetwelcke de ervarene oordeelen, dat den viant, het volck van Picolomini6 met eenyge van sijne ruyteren tegen de Fransoisen gebruyckende, macht genouch heeft om het leger van desen staet het hooft te bieden.

    Sijn Hoocheyt7 verreyst morgen, met meenynge om een dach te Buyren te vertouven ende voorts hem te vougen bij het leger, hetwelck off noch vooreerst remueren sal, wert bij diegene, die meenen de Fransoisen eerst aent werck moeten wesen, getwijfelt. Tot noch toe is geen provisie nodych om een tocht over water off diep in het lant gescheept, maer het biscuit ende meel van het voorleden jaer is noch in voorraet ende can in vier, vijff dagen des noot claer sijn. Godt geve soo groote desseins mogen succederen ende dat wij niet ingeleyt en werden tot soo groote costen meer om andere te subtineren als ons selven te baten.

    Het veroveren van Meppen wert tot Ceulen ende elders in Duytslant hoge geëstimeert, hopende dat daermede het voornemen van desen staet ende de lichtynge van den palsgrave8 soude sijn getraverseert; beyde gaet evenwel voort, sijnde den churvorst van meenynge sijne troupes, die ick noch niet kan hooren dat veel te beduyden hebben, in Oostvrieslant te hoop te brengen.

    Den heer Wolff9, hier gecommen om met den palsgrave te negotieren, werdende onderrecht, dat Engelant alleenlyck een subsidie van 200.000 guldens met eenyge ammonitie, sonder dat werck vorder aen te trecken, heeft gedaen, is sonder yet te verrichten vertrocken.

    Wat in den Poolsen rijxdach is besloten, wert hier met verlangen verwacht. Brieven van den 13/23 Mey wt Warsouw bij monsieur Pels10 geschreven tonen, dat men met den tol voort wil, indien Sweden ende desen staet met vigeur haer niet en opposeren; doch heeft mij den heer Spierynck11 getoont brieven van den

    314

    27 wt Dansyck meldende aldaer aengecommen was een post van Warsou aenbrengende, dat den rijxdach buyten ordre was geprolongeert geweest ende den tol vernieticht. Naer d'advysen van monsieur Pels waren de Spieryngen12 bij den conynck13 in groot aensien ende het huys van Oostenrijck crijcht in dat rijck groot beleyt sijnde tot cancelier gecoren een persoon hetselve seer toegedaen14. Het schijnt de Spieryngen eenige pretensiën van over de hondertduisent rijxdaelders op de crone Polen maecken, daervan sij seggen obligatie te hebben, die sij aen den conynck van Polen willen vercopen; alle welcke proceduyren den heer van Northolm, als niet excusabel van een onverdraechelijcke ondanckbaerheyt, seer ter hart neempt, oordelende sijne broeders naerjagen haere eygen ruine. Ondertusschen hoeseer sijn Gestrenge sijne broeders tegensgaet, gebruycken sijne affgunstyge hare proceduiren om hem hatel[ij]ck te maecken.

    In Schotlant formaliseert het heele rijck hem tegens het invoeren van de nieuwe ceremoniën, soowel den adel als de geestelijcke ende de gemeente. Den conynck15, om de alteratiën daeruyt ontstaen te doen appaiseren, heeft de Schotse heeren, die hij aen sijn hoff heeft, derrewaerts gesonden, immers voor het meerendeel, want eenyge van deselve soo aensienelijck in Schotlant sijn, dat men twijfelt, off hij die daer sal willen laten gaen.

    Het verdubbelen van den tol in de Sont, bij den conynck van Denemarcken16 opgestelt, sal hier nieuwe becommerynge geven.

    Gallas17 hout hem noch aen den Weser ende met dreygementen van inlegerynge in Holsteyn, Bremen ende andere quartieren, versamelt veel gelts, over de vijffhondert duysent rijxdaelders, so men ons seyt, daerin die van Holsteyn wel hondertseventych hebben gedragen. Daer blijvende kan hij ook desen staet in alarm houden om haer niet te verde te engageren wt consideratie, dat hij bey ons, soo het perste, een inval soude connen doen, waerom te bedenckelijcker is, off mijnheer den prins yet notabels bij de hant sal connen nemen, immers aleer Vranckerijck macht genouch brengt in des viants lant. Mijne heeren de Staten schijnen met circumspectie, lettende op de voorleden jaren, te gaen, maer de troupes te velde sijnde sal de croone Sweden de vruchten, die sij verwacht, connen trecken, hetsij deselve in Vlaenderen off elders werden geoccupeert.

    D'advisen, die Aelianus18 van Felix19 hadde becommen, weet ick, dat hij met uEd. Neeff20 heeft gecommuniceert ende dat hij daerop seyde, dat Cimons21 ministres haer meesters abuseren. Indien Felix goet conde vinden, dat Iovinianus22 bij occasiën oock openynge van de sijne dede, mogelijck, off het niet ongeraden wesen soude; doch buyten uEd. goetvinden sal hij daer niet in treden.

    Desen 24 Mey 1638.

    315

    Sijn Hoocheyt sal Woensdach avont te Lith wesen, waer hij oock de gedeputeerde van de Staten-Generael23 tegens Donderdach avont heeft bescheyden, om verder te delibereren; het finael dessein sal veel hangen naer de macht daermede men van die kant den (viant sa)l attaqueren.

    Bidde UEd. mij puntuelijck gelieve te (advis)eren.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.

    In dorso schreef Grotius: 24 May 1638 N. Reigersberg.

    En boven aan de brief: Rec. 2 Iunij.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK. M13c. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Br. Nic. v. Reigersb., p. 462. Antw. op no. 3577; tesamen met een verloren gegane brief eveneens dd. 24 mei, beantw. d. no. 3620.
    2 - Cornelis de Groot.
    3 - Vgl. de nos. 3551, 3552, 3567.
    4 - In de tekst staat nog het woord ‘duisent’.
    5 - Gaspard de Coligny, maarschalk van Châtillon.
    6 - Ottavio d'Arragona, prins van Piccolomini, hertog van Amalfi.
    7 - Frederik Hendrik.
    8 - Karl Ludwig van de Palts.
    9 - De Zweedse gezant Hermann Wolff.
    10 - Paulus Pels.
    11 - Petter Spiring Silvercrona.
    12 - Voor hun namen zie men no. 3468, p. 108 n. 2.
    13 - Wladislas VII (IV) van Polen.
    14 - Piotr (Petrus) Gembicki (1657). Tot vice-kanselier werd Jerzy (Georg) Ossolinski benoemd.
    15 - Karel I van Engeland.
    16 - Christiaan IV.
    17 - Matthias, graaf Gallas, bevelhebber van de keizer.
    18 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    19 - Pseudoniem van Grotius.
    20 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    21 - Codenaam voor Staten-Generaal.
    22 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch.
    23 - Rutger Huygens, Caspar van Vosbergen, Godard van Reede, heer van Amerongen, Zweder van Haersolte, Wolter Schonenborch, Johan van der Camer, Johan de Knuyt.