Mijnheer,
Ick danck uwe Ed. zeer van zijne advysen,2 die wij in deze tijden wel van doen hebben.3 Zoo Hollant zulcx blijft geresolveert als uwe Ed. schrijft, zie ick dat de zaecke door gewelt ofte vrede tot een goed einde zal comen.4 Den voorslagh aengaende het tolgelt is
642
niet quaed.5 't Zoude connen zijn dat de heer Coningsmarck eenige quartieren aen de Weser de Hessische zoude inruimen6 ende nemen voor hem de quartieren van Oost-Vrieslant7 als hem best zijnde gelegen. 't Accommodement van Zeilan8 schijnt meer te gaen voor Portugael als voor de onzen.9 Uwe Ed. ziet de hevicheit van de puritainen dat zij aen een coninginne haer noodigh onderhout onthouden, zoo zij niet de nieuwe voet van religie wilt aennemen.10Op mijne revocatie werden zoo ick zie verscheide glossen gemaect. 't Zijn maer pretexten, de rechte reden comt uit Hollant.11 Mijne schriften stuiten tegen de Augsburgsche confessie niet, ende accorderen met Melanthons advysen.12 Groote traversen in het waernemen van de hoocheit van Swede zijn mij hier bejegent ende ick en heb geen support
643
gehadt nae behooren.13 'tGunt hier passeert heb ick altijd wel geweten ende wel geadviseert, zoo wel als iemant. In Swede meene ick niet te woonen.14 De coninginne van Sweden moet mij goed emploi geven ofte vrijstellen.15 Met Cerisantes zoude ick correspondentie hebben gehouden, zoo hij niet overal gezegt en had met mij niet te doen te hebben,16 last te hebben alles alleen te doen ende bij mij comende van 'tgunt hij gezegt had ofte dat hem gezegt was, mij gantsch niet en hadde gecommuniceert. Maer wat ick doe werdt quaelijck beduit om de menigte van vijanden dien ick hebbe. Eens van een groote staet verongelijckt te zijn is een werck zonder einde. Ende bij de geallieerde zijnde, can men den wedersteu[i]t daervan niet ontgaen.17 In de zaecken van Engelant18 heb ick niet gesproocken dan gelijck alle dienaers van de coningen behooren te doen ende dicmael niet alleen van Swede maer oock van de plenipotentiaires verzocht ordre waernae ick op die materie mijne propoosten zoude reguleren,19 maer niet daervan becomen.15 April 1645.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 15 April 1645 uyt Paris. Revocatie, meent in Sweden niet te wonen.