eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4232A. 1639 juli 30. Aan [P. Spiring Silvercrona].1

    Mijnheer den prins van Condè heeft Salze met gewelt, naedat 4 mijnen opening in de muir hadden gemaeckt, ingenomen den 19 July,2 In 't innemen van de stadt sijn tweehondert van de Spaeneschen dootgebleven, de reste met dem gouverneur hebben haer gesalveert in't casteel dat in 't midden is van de stadt, gans niet verheven en van geene defenssie, maer sijn genoetsaeckt geweest terstont haer over te geven als gevangenen behoudens het leven ende sijn gevoert om bewaert te worden in de steden van Longedoc. 't Leger van

    490

    den coninc van Spagnie daerontrent, dat is bij Perpignan, is van 9 duysent man te voet, tweeduysent te paerd, 'twelck mij doet twijffeln off mijnheere den prins daer grooten progressen sal connen doen dit jaer, te meer alsoo daer weynich betaeling omgaet. Den mareschal de Chastillon heeft Ivoy weder ingenomen.3

    In Italië sijn de Françoysen bij Asta Nova4 om passagie te vinden nae Casal. Dese dingen gaen nyet heel quaelijck. Maer de doot van den hertogh van Wijmaer5 stelt ons in groote perplexiteyt. Sijne furstelijcke Genade, een schipbrugge gemaeckt hebbende bij Nieuborg, is [in] deselve stadt niet boven 4 tagen sieck gewesen ende gestorven den 18 July nae de stijl alhier. Sijne meeninge was met 6 duysent te paerd, vijfduysent te voet, die hij bij hem hadde van sijne en van die Franche troupen, Hogenwiel,6 'twelck geblocqueert is door vijffduysen[t] man van den vijanden, te ontsetten, de Beyerschen onder Gleen,7 die bij Tubingen sijn tot ontrent 8000 ende noch 4000 soo men seyt waeren verwachtende, te slaen ende voorts te sien wat fortuine Godt in Deutschland wilde geven tot beeter stelling van de gemeene saecke. De schwaricheden die rijsen connen in een leger sonder hooft sijn soo groot dat men niet wel can overdencken. De broeders van den hertogh van Wijmaer,8 hebbende gevolcht de keysersche zijde, sijn suspect aen Swede ende Vranckrijck, oock aen 't leger self. De oversten in 't leger sijn soedanich dat sij malcander niet gaern souden wijcken. Voor Hogenwiel sijn alsnoch ontrent 5 duysent man van de vijanden.

    Den coninc is te Verdun, gaet soo men meent nae Metz om aldaer alle overblijfseln van de factie van Espernon9 wech te nemen. Den cardinal de La Valette10 nae de compste van den hertogh van Longueville11 in Italië, soeckt sijn abscheit, soo 't schint, om te gaen nae Rom, daer de cardinalen behooren te sijn. Den mareschal de Chastillon heeft ontrent eylffduysent man ende werdt versterckt. Men werckt an Hesdyn dagelijx. Den ertsbischop van Bourdeaux12 wert gesonden op de custen van Bajona. 't Ongeluck heeft hem van de custen van Spagnie tot an die van Bretaygne vervolcht, alwaer een van die principalsden scheepen is vergaen bij Morbyan, een ander door tempest de mast heeft verloren.

    De coningine, die heeft de nuntius, die de geheyligte luyren heeft gebracht voor mijnheer den dauphyn, getracteert met een maltijt die gecost heeft 6 duysen[t] gulden.13 In

    491

    Laeg-Normandië is wat oproer gewest tegen de nieuwe impositie14 ende een partisaen, comende van Lion herrewaerts, heeft onder ..., maer alle sulcke comotiën doen geene vrucht dan dat sij die selve beginnen in schwaericheit bringen sonde[r] dat daerdoor de desseings van die regieren eenichsins [werden] belet. Hier is gerucht gewest dat den conninc sich meende meester te macken van Sedan ende dat den ertsbischop van Remis,15 die daer geretireert is, was van de parthije, maer dat den graven van Soysons,16 uyt het land tweeduysent man binnen de stadt hebbende doen comen, sulx voor dese tijt heeft belet. Den hertogh van Lotheringen17 nae 't becomen van Saint-Avaux treckt in ['t] graefschap van Bourgogne, alwaer hij nu weynich resistentie sal vinden. De Switsers hebben hier te hove gesonden als dicmal voordesen om de neutralyteyt van 'tselve graefschap,18 maer sullen soo weynich opdoen19 als de nuntius van de paus20 met sijne propositie van de paix. Vranckrijck neempt wel in, maer en geeft niet licht uyt, ofte de purgatiën moeten seer sterck sijn. De doot van den hertogh van Wijmaer vermindert bij mij de verlossing van den marschal Horn, alsoo door denselven doot den coninc sich houdt bevrijdt van de beloffte van de wedergeving van Jan de Waert.21

    Den marquis de Leganes sijnde gestorven22 heeft het hofft van Spagnie wacker gemackt om te soliciteren na het gouvernement van Mylan, 'twelck niet en is van de schlechte. De Françoysen trachten als geseyt is Nova Villa d'Asta te becomen om een passagie te vinden nae Casal, 'twelk schwaricheit sal heb[b]en.

    Den keyser heeft weder een sohn verloren, genaempt Max[i]milian,23 'twelck sijn vreuchd over de doot van hertogh van Wijmaer wat sal maetigen. Men advisert ons alsnoch dat Gleen met 8 duysent Beyersche soldaeten bij Tubingen is en vierduysent andere is verwachtende. Ende dat don Melo24 uyt Italië compt nae der Elsas met Spagniaerden, Napolitanen, Schwitsers; soo machtigen vijand naebij sijnde hoope ick dat het leger 'twelck onder den hertogh van Wijmaer is geweest, wijs sal macken. De Swytsers ende Grysons blijven in oneenicheeden sonder dat iet vigoureux vandaer is te verwachten. Wij verstan ook dat de Hessische continueren in haere manier van niet te doen ende groote contributie te drecken.

    De Schotse vreede25 schijnt wat los te gaen mits de dispuiten over de provission van vivres ende oorlogh die den coninc wil doen brengen in die casteelen, 'twelck de Schoten seggen volgens 't accordt niet te mogen geschieden dan telken sooveel precis noodich is

    492

    ende niet meer, sodat aen de executie van de vreede noch staet te twijffeln. Den Turck26 blijff[t] in oorlogh tegen Persiën. Laet daerom [niet] Venetiën te dreygen sonder tot noch toe tot conditiën van vreede, die hem bij veelen sijn gepresenteert, te hebben willen verstaen. Den graeff van Licester is hier noch niet.27 Mischien dat hij comen sal als den ambassadeur uyt Polen comt om tesamen van de vrijheyt van prins Cassimir ende prins Robert te handelen.28 Men is hier niet wel tevrede over de Staden van de Vereinichten Nederlanden, dat men daer niet en doet als toesien.

    Van de plaetsen die den hertogh van Wijmaer hoochlof[felijcker] gedachte in 't graefschap van Bourgogne had becomen sijn Pontarlier ende Saint-Hipolite29 verbrandt, Joux, Nozeroy, Franchimont30 tamelick wel beset. Picolomini31 met 8 duysent man te voet, vierduysent te paerd is tuschen Douwey en Bouchan,32 den coninc selfs gaet nae Metz ofte Lorayne. Men seyt ons dat de Françoysen haer meester gemack[t] hebben van Villefranche33 ende 600 Françoysen hebben doen incomen in Nizze. Men spreeck[t] oock van Fontarabia34 weder te belegern.

    Bovenaan de copie staat: Parijs, den 30 July anno 1639.

    Notes



    1 - Hs. Stockholm, RA, Extranea 23, copie. Vgl. no. 4232 (dl. X). Vermoedelijk betreft het hier een door Spiring naar Stockholm verstuurd afschrift van de Nederlandstalige nieuwsbrief die Grotius zijn Hollandse correspondenten Reigersberch en Spiring op deze dag deed toekomen. Zie voor de door Grotius vermelde nieuwsfeiten ook de andere brieven van 30 juli 1639 (nos. 4228 en 4229 (dl. X)).
    2 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, veroverde Salses, ten noorden van Perpignan (Gazette 1639, no. 99, dd. 27 juli 1639: ‘La prise de la ville, chasteau et donjon de Salces au comté de Roussillon’). Gouverneur van Salses was Miguel Lorenzo Bravo.
    3 - Gaspard III de Coligny, graaf van Châtillon, maréchal de France, had Ivoy (Yvoy), tegenwoordig Carignan, ten zuidoosten van Sedan, al eens eerder, in augustus 1637, ingenomen, maar kort daarna was het plaatsje weer voor de Fransen verloren gegaan (nos. 3217 en 3259 (dl. VIII)). Met zijn bericht over de tweede inname van Ivoy door Châtillon liep Grotius vooruit op de gebeurtenissen; volgens de Gazette 1639, no. 107, Extraordinaire, dd. 8 augustus 1639, vond de capitulatie eerst plaats op 2 augustus.
    4 - Asti, stad tussen Turijn en Alessándria.
    5 - Hertog Bernhard van Saksen-Weimar was op 18 juli 1639 te Neuenburg (ten zuiden van Breisach aan de Rijn) gestorven.
    6 - Hohentwiel, vesting nabij Singen.
    7 - Gottfried Huyn, graaf van Geleen, luitenant-veldmaarschalk en later veldmaarschalk in keizerlijke dienst.
    8 - Wilhelm (1598-1662), Albrecht (1599-1644) en Ernst (1601-1675) van Saksen-Weimar.
    9 - Jean-Louis de Nogaret (1554-1642) de La Valette, hertog van Epernon, werd evenals zijn zoon Bernard de Nogaret (1592-1661) d'Epernon de La Valette door Richelieu verantwoordelijk gesteld voor het mislukken van de belegering van Fontarabie (Fuenterrabía). Van verraad beschuldigd, moest hij zich terugtrekken in Loches (DBF XII, kol. 1341-1349).
    10 - Kardinaal Louis de Nogaret (1593-1639) d'Epernon de La Valette, jongste zoon van Jean-Louis, was in april 1638 naar de Franse legers in Italië vertrokken.
    11 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville.
    12 - Henri d'Escoubleau de Sourdis, aartsbisschop van Bordeaux, commandant van de Franse vloot.
    13 - Federico Sforza, vice-legaat van Avignon, overhandigde koningin-moeder Anna van Oostenrijk de door de paus gewijde luiers voor de dauphin.
    14 - Grotius verwees hier naar het begin van de opstand der ‘nu-pieds’. In het vervolg van het nieuwsbericht sloeg de copiist een passage uit de oospronkelijke brief over. In een op dezelfde dag gedateerde brief aan Axel Oxenstierna schreef Grotius: ‘Publicani Lugduni hanc in urbem venientes in itinere plurima pericula adiere’ (no. 4229 (dl. X)).
    15 - Henri II de Lorraine (1614-1664), van 1629 tot 1640 aartsbisschop van Reims, vervolgens hertog van Guise (DBF XVII, kol. 329-330).
    16 - Louis II de Bourbon (1604-1641), graaf van Soissons.
    17 - Karel IV, hertog van Lotharingen.
    18 - Johan Heinrich Elmer uit Glarus kreeg opdracht in Parijs over de neutraliteit van de Franche-Comté te onderhandelen (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1140).
    19 - ‘opdoen’, in de betekenis van ‘verkrijgen’, ‘gedaan krijgen’.
    20 - De extraordinarius nuntius Ranuccio Scotti was op 25 mei 1639 in Parijs gearriveerd.
    21 - De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn (1592-1657) was tijdens de slag bij Nördlingen (6 september 1634) in Beierse krijgsgevangenschap geraakt. Nadat de Beierse generaal Johan van Werth op 3 maart 1638 in handen van Bernhard van Saksen-Weimar was gevallen, kwamen er besprekingen over een uitwisseling op gang (no. 5264 (dl. XII)).
    22 - Diego Felipe de Guzmán, markies van Leganés, Spaans gouverneur van Milaan (1635-1641), stierf eerst in 1655; vgl. no. 4237 (dl. X) en Diccionario de Historia de España II, p. 674-675.
    23 - Op 22 juni en 29 juni 1639 overleden Philipp August en Maximilian Thomas, zoons van keizer Ferdinand III (Europäische Stammtafeln I, Tafel 18).
    24 - Francisco de Melo, graaf van Assumar.
    25 - Op 18 juni 1639 was koning Karel I te Berwick met de opstandige Schotten een pacificatie overeengekomen.
    26 - Murád (Amurath IV), sultan der Ottomanen.
    27 - Robert Sidney, graaf van Leicester, extraordinaris ambassadeur van Engeland, die in maart 1639 naar Engeland was teruggekeerd, maakte in de loop van september zijn rentree aan het Franse hof (CSP Ven. 1636-1639, p. 513 en 572).
    28 - Ruprecht (Rupert, Robert) van de Palts was op 17 oktober 1638 tijdens gevechtshandelingen bij Gohfeld (ten zuidwesten van Minden) door de keizerlijken gevangen genomen. Jan II Kazimierz (Johan Casimir), broer van de Poolse koning Wladislas IV, verkeerde in Franse gevangenschap. Op 17 januari 1640 arriveerde de Poolse gezant Christophe Corvinus Gasziewski te Parijs om over de vrijlating van Jan Kazimierz te onderhandelen (nos. 4044 en 4152 (dl. X)).
    29 - Pontarlier (tussen Besançon en Genève) en Saint-Hippolyte (omgeving van Sélestat).
    30 - Lajoux in de Franches Montagnes (of wordt bedoeld het ‘fort de Joux’ aan de bovenloop van de Doubs?), Nozeroy (ten zuidwesten van Pontarlier) en Franchimont (Franquemont, een kasteel aan de Doubs, in de omgeving van St. Ursanne).
    31 - Ottavio Piccolomini, bevelhebber in het keizerlijke leger.
    32 - Bouchain, ten zuidoosten van Douai (Dowaai).
    33 - Villefranche-sur-Mer.
    34 - Fontarabie (Fuenterrabía, in de omgeving van San Sebastían) was in september 1638 door de Spanjaarden ontzet.