eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7080. 1644 oktober 8. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    De arca reperienda volo adhuc bene sperare.2 Annotatorum ad Vetus Testamentum exemplaria quatuor, duo per Vossium,3 duo per Vanderhogium4 iam aut acceperis aut accipies brevi. Indicem auctorum supplendo uni exemplari cum literis misi, mitto nunc alterum.5

    Ab Osnabruga quae accipio, item e Suedia, difficiles quidem ostendunt utrobique pacis rationes, non tamen sine bona spe. Nam et literae de potestate legatorum permutatae sunt Osnabrugae;6 et a senatoribus Daniae aequa omnia exspectant Suedi,7 nec ipsi aliud volunt quam tutam pacem et commercia. Quae a domino Spiringio et contra eum

    28

    acta sunt,8 plene edoctus sum, non ab ipso sed ab aliis.9 Velim eum consiliis uti lenioribus. Quia diu inter milites vixit, omnia vult agere militariter.10 In Suedia tamen altiores eius gratia radices egit,11 maxime ex pecuniariis commentis, quam ut convelli talibus querelis possit.

    De Utenbogardo epigramma non intercedo, quominus amicis id ostendas.12 Annitere, quaeso, ut prodeat quicquid est ab eo viro scriptum ad historiam pertinens, sive ecclesiasticam sive politicam;13 ut et alia eius antehac cum nomine sive sine nomine edita in unum corpus collecta prodeant et in bibliothecis serventur. Puto Cerisantem14 a domino Riveto15 instigatum laborare hic, ne mea scripta exeant,16 et fingere mandata Suedica

    29

    super ea re quae non habet. Etiam in Batavis legatis Galliae dictum aliquid ea de re.17 Doleo mortem Adriani Adrichemii et Justo precor valetudinem optimam.18

    Saluta quaeso uxorem, liberos, amicos,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    8 Octobris 1644.

     

    Gassio in Flandriam eximias praedas agit.19 Cepit Novum Fossatum, castellum Rougium, arcem Reneculam, abbatiam Blambecam. Cardinalis Mazarinus adhuc aegrotat ad Fontem Bellaqueum, ubi est aula. Regina autem Angliae Niverni est et se reficit lacte asinino. Sub finem huius mensis et ipsa hic exspectatur et regina regens. Ad res Catalaniae restituendas it comes Harcurtius, magnis factis non minus quam ortu nobilis. Castellorodericus in Belgicis partibus civile regimen dicitur habiturus, Piccolominaeus militare. Salmasius huc vocatur,20 nuntius apostolicus se opponit.21

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 972 App. no. 727. Antw. op no. 7065 (dl. XV), beantw. d. no. 7099.
    2 - De zoektocht naar de boekenkist waarin Grotius op 22 maart 1621 uit zijn Loevesteinse kerker was gedragen (nos. 6888 en 6956 (dl. XV)). Nog niet zo lang geleden had Willem de Groot uitvoerig met Jean de Sallengre († 27 maart 1646), de huidige bewoner van het huis van de graven van Hohenlohe te Delft (thans het Gemeenlandshuis), over de vermissing gesproken. Het raadsel was hiermee nog niet opgelost (no. 7055 (dl. XV)).
    3 - Isaac Vossius verscheen in de eerste week van oktober in Den Haag. Op 9 oktober overhandigde hij Willem de Groot twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137) (nos. 7018 (dl. XV) en 7089, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 405).
    4 - De Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge zou zorg dragen voor de exemplaren die Grotius zijn zwager Nicolaes van Reigersberch en de Leidse hoogleraar Claude Saumaise (Salmasius) ten geschenke wilde geven; zie no. 7068.
    5 - De ‘Index auctorum’ op zijn Annotata ad Vetus Testamentum is een toevoeging die Grotius vermoedelijk op eigen initiatief had laten vervaardigen (BG no. 1137 rem. 3). Willem de Groot kreeg de bladen in twee postzendingen toegestuurd (no. 7068).
    6 - Op zondag, 11 september, hadden de secretarissen van de Zweedse en keizerlijke delegaties elkander ten huize van Raban Heistermann (Heystermann), deken van Sint Jan te Osnabrück en kanunnik te Lübeck, de volmachten getoond; zie no. 7045 (dl. XV).
    7 - Inderdaad waren de Deense rijksraden bereid om met de Zweden in onderhandeling te treden. In een schrijven van 9/19 februari 1644 hadden zij de rijksraden in Stockholm al een bijeenkomst aan de Zweeds-Deense grens voorgesteld; vgl. nos. 6832, 6846, 6907 en 6931 (dl. XV).
    8 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona had bij de Staten van Holland een klacht ingediend over de afwikkeling van het protest dat hij had aangetekend tegen de verlening van een ‘mandement van sauvegarde’ aan de weduwe van ‘Seger Maes’. Ook na het gesprek met de raadpensionaris (no. 7069) bleef de resident bij de mening dat ‘de Regeeringe alhier hem als resident van Sweeden, en als een publicq minister van een Souveraine Kroon behoord te handhaven tegen ieder, volgens het regt aller Volkeren’ (Aitzema (fo) II, p. 1014-1018, en Res. SH, dd. 14, 23/24 en 29/30 september 1644).
    9 - Nicolaes van Reigersberch en mr. Gerard van Crammon hielden Grotius op de hoogte van de boze uitvallen van de Zweedse resident ‘ten reguarde van den Hove Provinciaal’; zie nos. 7038 en 7059 (dl. XV) en no. 7081.
    10 - Petter, zoon van de Delftse tapijtwever François Spiring (Spierinck), vestigde zich omstreeks 1619 in Zweden. In 1626 verleende koning Gustaaf II Adolf hem het recht om op te treden als inspecteur-generaal van de tolkantoren in de Pommerse en Pruisische havens. Na het Zweeds-Poolse wapenstilstandsverdrag van Stuhmsdorf (Sztumska Wieš) van 2/12 september 1635 moest hij omkijken naar een andere werkkring. In 1636 ontving hij van koningin Christina de benoeming tot financieraad en Zweeds resident in de Republiek (Schutte, Repertorium II, p. 491-492; Urk. u. Act. I, p. 21-23, en Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 175-177).
    11 - Vgl. Cicero, Philippica 4, 13.
    12 - Zie no. 7047 (dl. XV) en no. 7081. Blijkbaar bestond er in Den Haag belangstelling voor Grotius' gedicht op het overlijden van de remonstrantse predikant Johannes Wtenbogaert (no. 7110, en Briefw. C. Huygens IV, p. 87).
    13 - Grotius onderstreepte nogmaals het historisch belang van de manuscripten en documenten die Johannes Wtenbogaert tijdens zijn lange leven verzameld had (nos. 6532 en 6551 (dl. XIV) en no. 6755 (dl. XV)). Diens Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken, in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien zou in 1646 verschijnen (BG no. 892).
    14 - Een beschuldiging aan het adres van de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes en diens invloedrijke ‘raadgevers’ in de Republiek (nos. 6989, 6993 en 7047 (dl. XV)).
    15 - André Rivet (1572-1651), geboren in de Poitou, vanaf 1620 hoogleraar in de theologie te Leiden, had in 1632 de opdracht ontvangen om de jonge prins van Oranje te onderrichten. In die vooraanstaande positie aan het stadhouderlijke hof meende hij bezwaar te moeten maken tegen de inhoud van Grotius' theologische publicaties (no. 6022, n. 2 (dl. XIV)).
    16 - De Franse kanselier Pierre Séguier (1588-1672) had de Parijse drukker Sébastien Cramoisy geen privilege willen verlenen voor de uitgave van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). Eind juli voerde de kanselier ook bezwaren aan tegen een Parijse herdruk van de Latijnse versie van het Zweeds Manifest dd. 16/26 januari 1644; zie nos. 6976 en 6991 (dl. XV).
    17 - De Franse diplomaat Henri de Beringhen (1603-1692) was tijdens zijn verblijf in de Republiek een welkome gast in de binnenkamers van het stadhouderlijke hof. Misschien had hij Grotius opmerkzaam gemaakt op het Haags gekonkel; vgl. nos. 6720, 6898 en 6939 (dl. XV); Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 236-237, p. 276 en p. 291.
    18 - De Delftse burgemeester Joost Jacobsz. van Adrichem (1574-1653) kon de plotselinge dood van zijn jongere broer Adriaen (1581-† 20 september 1644) moeilijk verwerken.
    19 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 8 oktober.
    20 - Na een langdurig verblijf in zijn Bourgondische vaderland (1640-1643) was Claude Saumaise weer in Leiden teruggekeerd. De hoop op een waardig emplooi in Frankrijk gaf hij niet op (nos. 6492 en 6504 (dl. XIV), en P. Leroy, Le dernier voyage, p. 95-103). Begin oktober kon de Parijse raadsheer Claude Sarrau het nieuws brengen dat de ‘lettres de rappel’ al in orde waren gemaakt (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 402-403; Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit II, p. 289 en p. 346*-347*).
    21 - De pauselijke nuntius Niccolò Guidi di Bagno (nos. 6999 en 7007 (dl. XV)) voerde bezwaren aan tegen het besluit om de felle calvinist te vereren met een koninklijke toelage van 6000 ponden per jaar (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 419, p. 422-424 en p. 435; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 391-392).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]